De Wereld Zendingsconferentie die in het jaar 1910 in Edinburg werd gehouden, is wellicht de bekendste zendingsconferentie in de geschiedenis. Wat deze bijeenkomst zo bijzonder maakte, wordt duidelijk door haar bijnaam: de geboorteplaats van de oecumenische beweging. Ironisch genoeg was de conferentie eigenlijk helemaal niet zo interkerkelijk, omdat er veel kerkelijke stromingen ontbraken. De deelnemers hadden voornamelijk een Protestantse achtergrond, met hier en daar enkele Anglicanen en Rooms-Katholieken.
Etnisch gezien was er ook weinig verscheidenheid (voornamelijk Westerse deelnemers) en geografisch was het allemaal ook eenzijdig (geen zwarte Afrikanen, slechts 17 Aziaten en al helemaal niemand uit Latijns-Amerika. Toch ontstonden uit deze conferentie enkele wereldwijde organisaties, zoals de Internationale Zendingsraad, de Wereldraad van Kerken en de Lausanne Beweging. Het waren in feite de gebeurtenissen achteraf die zorgden voor de bijnaam van ‘Edinburgh’.
Zending in de 21ste eeuw
Honderd jaar verder kunnen we ons de vraag stellen: hoe ziet zending er uit in de 21ste eeuw? In 2010, een eeuw na ‘Edinburgh’ waren er een aantal grote zendingsconferenties die de herinnering aan de ontmoeting van 1910 wilden doen herloeven: in Edinburgh zelf, maar ook in Tokyo, Kaapstad en Boston. Ze zijn representatief voor hoe de christelijke zending zichzelf ziet, in theorie en praktijk.
Tokyo 2010 werd georganiseerd door de inmiddels overleden Ralph Winter en het US Center for World Missions. De bijeenkomst ging bewust in Tokyo door: Edinburg 1910 werd gehouden in het centrum van de christelijke wereld en in contrast daarmee ging Tokyo 2010 door in een van de minst christelijke landen ter wereld: Japan. De conferentie zelf was een baken in een geestelijk woest land. Helemaal zoals Ralph Winter het graag wilde: hij wilde voortdurend de grenzen van de zending verleggen. Het was een door en door evangelische conferentie over het evangeliseren onder onbereikte volken. De organisatie was in handen van de Japanse kerken en kon doorgaan dankzij de genereuze financiële bijdragen van de Koreaanse kerken. Zo’n 1200 mensen namen deel.
Edinburgh 2010 was de kleinste conferentie met slechts 300 deelnemers. Het was wel de meest oecumenische met afgevaardigden uit Rooms-Katholieke, Orthodoxe, Protestantse, Evangelische en Pinksterkerken. Het was in verschillende opzichten een herdenking van de conferentie honderd jaar eerder; het evenement vond ook plaats in dezelfde zaal als een eeuw eerder.
De grootste conferentie, wat aantal deelnemers betreft, was Kaapstad 2010 met meer dan 4500 deelnemers uit bijna 200 landen. Christianty Today noemde het de meest diverse bijeenkomst ooit. Strikt genomen stond dit initiatief niet op zichzelf, aangezien het ging om het derde Lausanne-congres. Interessant detail: de conferentie in Edinburg (1910) werd gehouden omdat de ‘vader’ van de moderne zending, William Carey in 1810 een bijeenkomst had willen houden in … Kaapstad. Dat idee werd toen verworpen omdat men het zijn tijd veel te ver vooruit vond. In 2010, dus twee eeuwen na het oorspronkelijk idee, ging er dan toch een conferentie in Kaapstad door. Nu Afrika, ten zuiden van de Sahara, het centrum van het christendom is geworden, zien we de symbolische waarde van Kaapstad. De conferentie was bedoeld voor evangelische christenen, maar er waren ook katholieke en orthodoxe waarnemers. De organisatoren hadden de hoop dat de conferentie alle missiologische onderwerpen zou behandelen. Het meest bekende resultaat van de eerste Lausanne-conferentie, in Lausanne in 1974, had geleid tot de ‘Lausanne Verklaring’, een van de belangrijkste evangelische documenten voor de 21ste eeuw. De andere Lausanne-congressen hebben getracht de oorspronkelijke verklaring te evenaren door het opstellen van een ‘follow-up’ declaratie.
Ongeveer even groot als Edinburg 2010 was Boston 2010. Die ging door in de gebouwen van het Boston Theologisch Instituut. Het evenement toonde duidelijk het idee van polycentrisme. Het benadrukte ook, zoals in Edinburg 1910, de rol van studenten. John Mott erkende dat studenten dikwijls de beste zendelingen zijn, aangezien ze goed opgeleid zijn, fysiek op hun hoogtepunt, ijverig en doorgaans nog zonder gezinsverplichtingen. Het idee heeft door de jaren heen geleid tot zendingsconferenties voor studenten.
Er was nog een vijfde conferentie voorzien in 2010, maar die werd uiteindelijk uitgesteld naar 2012. Net als Kaapstad 2010 was het geen congres dat op zichzelf stond, maar een in een serie, namelijk het vijfde CLADE (Congresso Teologica Latinoamericana). De bijeenkomst stond in het teken van integrale (holistische) zending en dat was ook duidelijk te merken gedurende de hele conferentie. Dit congres was niet zoals de andere voornamelijk in het Engels, maar in het Spaans, waardoor het een sterk Zuiders karakter kreeg.
Er was een interessante parallel met Edinburgh 1910: indertijd waren de Latijns-Amerikaanse landen niet vertegenwoordigd en organiseerden ze een eigen congres (Panama 2016); ook nu waren er weinig deelnemers in Zuid-Amerika op de andere conferenties en werd er, twee jaar later kwam er een afzonderlijk congres bineen.
Resultaten
Er kunnen een aantal vragen gesteld worden naar aanleiding van de vijf grote conferenties.
1) Is het niet wat kunstmatig om alleen naar deze bijeenkomsten te kijken?
Nee, want de organisatoren van elk van deze congressen hadden elkaar al ontmoet in 2008. Er was een duidelijke intentie om de vijf congressen aan elkaar te linken.
2) Wie was ‘beste’ opvolger van Edinburg 1910?
Eigenlijk alle vijf samen. De zending van vandaag is polycentrisch, in het licht van de verschuiving van het zwaartepunt van het christendom naar het Zuidelijke halfrond. In 1910 was zending een kwestie van ‘the West to the rest’. Net als de hele zending was Edinburg monocentrisch. Maar polycentrisme heeft voordelen; het land Israël werd in de Bijbelse tijd door God uitverkoren voor een aantal verschillende redenen, onder meer omdat het juist op het kruispunt van verschillende continenten lag: Afrika, Azië en Europa.
3) Waren deze conferenties belangrijk?
Eigenlijk lijken ze een beetje op trouwfeesten: zendingsconferenties zij altijd het begin van iets en het startpunt bepaalt eigenlijk de uiteindelijke bestemming. Veel christenen waren niet in staat naar een van de vijf conferenties te gaan. Maar je hoeft niet op een trouwfeest geweest te zijn om daarna bij een koppel betrokken te raken. Je kunt je het verhaal van het koppel toch wel eigen maken. Er zijn ook voldoende verslagen van elk evenement.
4) Wat is het belangrijkste wat we kunnen meenemen van deze conferenties?
Eigen niet zozeer iets van de conferenties zelf, maar eerder van de resultaten achteraf. Vier evenementen hebben interessante documenten opgeleverd: de Tokyo 2010 Verklaring, de Common Call van Edinburg, de Cape Town Commitment en twee verkalringen van CLADE: de Creation Care Declaration en de Clade V Pastorale Brief. Boston 2010 kwam niet met een verklaring, al werd er wel een boek samengesteld waarin de belangrijkste documenten van de conferentie waren verwerkt.
5) Wat ontbrak er?
Ook al zijn de conferenties nog maar enkele jaren geleden, er is sindsdien toch wel het een en ander veranderd. Een aantal thema’s en onderwerpen werd niet of nauwelijks behandeld:
– De LGBT-gemeenschap (Lesbian, gay, bisexual en transgender), binnen en buiten de kerk
– De klimaatsverandering
– Politieke standpunten (denk ook aan de rol die de evangelische christenen later speelden bij de verkiezing van president Trump)
– Theologische verwezenlijking van het Zuidelijk halfrond (zoals Bijbelcommentaren en de oprichting van theologische instituten)
– De toekomstige rol van China op politiek, economisch en godsdienstig vlak. Chinezen waren bijzonder schaars aanwezig op de bijeenkomsten, aangezien de Chinese overheid de meeste van hen verboden had om te gaan.
Er zullen nog meer conferenties gehouden moeten worden om stil et staan bij de nieuwe uitdagingen. Er zijn veel terreinen waarop christenen kunnen samenwerken, in plaats van veel energie te verspillen en steeds opnieuw het wiel uit te vinden.
In oktober 2016 hield de Zendingscommissie van de Wereld Evangelische Alliantie haar 14de wereldwijde consultatie. Er waren ongeveer 300 deelnemers uit meer dan 80 landen. Veel mensen waren niet op de hoogte van dit evenement. Toch was deze bijeenkomst boeiend. Enerzijds was ze bedoeld als een viering van 100 jaar na Panama 2016, anderzijds was het thema heel actueel: polycentrische zending: van alle volken naar alle volken.
Conclusie
De conferenties hebben een stelling bevestigd: de toekomst van de zending is polycentrisch en tegelijk moet de wereldwijde kerk meer samenwerken (over de grenzen van landen, leeftijd, geslacht en ras heen) om het evangelie naar alle volken te brengen).
Het lijkt er op dat de wereldwijde kerk nog altijd moet werken aan de opdracht in het hogepriesterlijk gebed van Jezus: één zijn zoals de Vader, Zoon en Geest één zijn (Joh. 17:20-23). Tegelijk moet oecumene niet inhouden dat we onze theologische integriteit compromiteren. Christus roept ons tegelijk op tot eenheid en waarheid.
We hebben een mooie toekomst voor ons, aangezien het christendom nog altijd de grootste godsdienst op aarde is (maar helaas niet de snelst groeiende). Daarbij is het christendom de meest geografisch verspreide godsdienst. Er is geen etnisch centrum en er is geen geografisch centrum zoals Mekka (de moslims) of Salt Lake City (de Mormonen). Eenheid in verscheidenheid is een veel belangrijker karakteristiek dan de groeisnelheid. Die eenheid laat zien dat het christendom een mooie toekomst heeft.
(bron: Lausanne Analysis)