Dit weekeinde werd Johan Frinsel begraven. Hij overleed op 8 oktober op 94-jarige leeftijd. In bijgaand in memoriam wijdt Krijn de Jong enkele gedachten aan hem. De Jong was jarenlang redacteur van het blad de Oogst, uitgegeven door de Vereeniging ‘Tot heil des volks’, en maakte Frinsel zo van nabij mee.
Johan Frinsel was een wonderlijke man. Een krachtpatser, maar ook een kind. Een jongen uit de Jordaan. Veel gaven had hij ontvangen. Rusteloos heeft hij ze ingezet. In Amsterdam was een oude vereniging die ontsproten was uit het negentiende-eeuwse Reveil. Tot Heil des Volks. Het beheren van scholen was haar belangrijkste activiteit. Maar dat liep allemaal wat af. Wat nu? De toenmalige directeur Stoethoff had iemand op het oog: Johan Frinsel.
Spannende dagen waren het toen Frinsel in 1967 aantrad als directeur van Tot Heil des Volks. In Israël was de zesdaagse oorlog gaande. Maar ook in ons eigen landje was het roerig. Het waren de roaring sixties. Vrijheid, blijheid. Flower power. Veel heilige huisjes gingen omver. De vrijheid werd gevierd. Maar de schaduwkant daarvan werd snel zichtbaar. Verslaving en veel seksuele ellende. De zwakken waren de eerste slachtoffers.
In de Amsterdamse binnenstad waren amper nog kinderen. Maar probleemjongeren waren er in overvloed. Amsterdam werkte voor hen als een magneet. Het was de stad waar alles mogelijk was. Frinsel begon zijn werk toen de scholen van Tot Heil des Volks achter elkaar hun deuren sloten. Maar die gingen snel weer open. Nu voor de probleemjongeren. Frinsel had visie en lef. Hij begaf zich onder de jongeren en maakte biddend zijn plannen. De school in de Willemsstraat werd een opvangcentrum voor jongeren met verslavingsproblemen. Hoe het moest? Er waren geen voorbeelden en veel ervaring was er ook niet. Er was wel bewogenheid, geloof, toewijding en liefde. Het lukte.
Twee andere scholen werden ingericht als jeughotels voor al die duizenden jongeren die vanuit de hele wereld aangetrokken werden door de Amsterdamse vrijheid. Ze kregen in de jeugdhotels een gastvrij onthaal en hoorden er tot hun verbazing over een heel ander soort vrijheid, Vrijheid in Christus. Nu lijkt het allemaal heel gewoontjes, maar toen was het revolutionair. Frinsel gaf er leiding aan. Enthousiast en evenwichtig.
Er was nog meer te doen. In 1975 begon hij een werk voor mensen met homoseksuele problemen. Nu struikel je over de regenboogvlaggen, maar toen wilden weinig mensen er mee te maken hebben. Bij Het Heil werd naar hen geluisterd, maar er werd gelijktijdig ook naar God geluisterd. Wat wil Hij met ons leven? Dat werk leverde heel veel tegenstand op. Volgens Frinsel hoorde dat erbij. Hij raadde ons aan naar de profeet Jesaja te luisteren. ‘Maar de Heere helpt mij, …daarom maakte ik mijn gelaat als een keisteen’ (Jes. 50:7). Later volgde werk onder prostituees. Weer op dezelfde manier. Opzoeken, luisteren, helpen en het Evangelie delen.
Frinsel was actief op veel terreinen. Hij was voorzitter van de Broederschap van Pinkstergemeenten,. Vicevoorzitter van de EO en bijna haalde hij een zetel in de Tweede Kamer voor de RPF. Maar altijd bleef hij gewoon die jongen uit de Jordaan. Leiderschapsconferenties? Geen minuut heeft hij eraan gespendeerd. Mensen die elkaar aan het oppompen waren? Hij bleef er ver vandaan. Hij had geen aanleg voor kapsones. Ook niet voor geestelijke kapsones. Overspannen geloofsuitingen en speculatieve eindtijdverwachtingen, hij deed er niet aan mee. Als het moest durfde hij alleen te staan.
O ja, de pinksterbroeder Frinsel had ook veel met reformatorischen. Hij omarmde hun sterke kanten: de degelijke Bijbelkennis en hun diepe eerbied voor God. Hij voegde het bij het enthousiasme en de vrijmoedigheid van de Pinksterbeweging. Het leverde veel vrucht op.
Als kinderboekenschrijver en als verteller heeft Johan Frinsel de meeste mensen bereikt. Met een warme stem en een mooi Amsterdams accent las hij zijn verhalen voor. Altijd spannend, altijd humoristisch, en altijd een boodschap.
Maar de verteller werd oud en moe. De krachpatser werd meer en meer een afhankelijk kind. Zwak werd hij. Wat kon hij nog? Zingen! Als hij zong leek zijn kracht terug te keren. Zijn lievelingslied was ‘Heilige Geest van God, vul opnieuw mijn hart’. ‘Zalig zijn de doden die in de Heere sterven’.
Krijn de Jong schreef ook een in memoriam voor het CIP. L. Vogelaar een in het Reformatorisch Dagblad. De Jong publiceert samen met Hans Frinsel (zoon van) en anderen met enige regelmaat op het platform zaut.org.