Uit niets heeft Hij de dag gesproken
Ter onderscheiding van de nacht
In weergaloze scheppingsadem
Had Hij Zijn Woord aan ‘t licht gebracht
En door de eeuwen bleef Hij wenken
Zijn schepsel van de zesde dag
Dat zich duisternis heeft verkozen
Naar eigen aard geen licht meer zag
Uit niets zagen de wijzen komen
De gids in hun gehoorzaamheid
Ten hemel als een licht gerezen
Dat naar de Koning heeft geleid
Die door de duisternis gemeden
Verwekt uit Geest eens lichten zal
Maar in verborgenheid moest wachten
Tot Hij zijn plaats eist, na de stal
Nu nog ligt, trots de hemellichten,
De wereld in de duisternis
Totdat de ochtend zal gaan gloren
Zoals na Zijn verrijzenis
De macht van dood al is gebroken
In wie het Licht hebben aanvaard
Het Woord dat zich met kracht in harten
Door Zijn geloven openbaart
Nog steeds scheidt als in den beginne
Het Woord dat Licht geworden is
Dag van de nacht, waarheid van leugen
En ondergang van erfenis
Wie blind was, kwam al tot aanschouwen
Nu nog in Hope, maar de tijd
Verstrijkt, weet hij in blind vertrouwen,
Steeds dichter naar de heerlijkheid
Wie kiezen onverlicht te blijven
Door het hen aangereikte Woord
Wanen zich reeds verlichte geesten
Horend hebben zij niet gehoord
Nu blijft het schijnsel van de Schriften
Waarvan geen jota wijken zal,
Voor hen die nog op weg niet gingen,
Verborgen in de oude stal
Johan Th. Bos