Door Marco van Putten
Achtergrond van de e-nummers
De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) van de EU bepaalt welke hulpstoffen, geregistreerd op een internationale nummerlijst (de Codex Alimentarius), mogen worden gebruikt. De toegestane hulpstoffen zijn door de EU voorzien van een letter ‘E’; het E-nummer. In Nederland wordt de controle op de hulpstoffen uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA).
Tegenwoordig zijn het een paar honderd nummers, maar omdat er voortdurend onderzoek wordt gedaan en fabrikanten steeds nieuwe hulpstoffen gebruiken varieert het aantal steeds. Het voordeel van het e-nummer is dat de omschrijving van een hulpstof op de verpakking ingekort kan worden. Er staat dan b.v. E-300, in plaats van ‘ascorbinezuur’.
Hulpstoffen veranderen de eigenschappen van voeding. De huidige hulpstoffen zijn ingedeeld in kleurstoffen (1xx); conserveringsmiddel (2xx); voedingszuren en antioxidanten (3xx); emulgatoren, verdikkingsmiddelen en zoetstoffen (4xx); zuurregelaars, antiklontermiddelen en rijsmiddelen (5xx); smaakstoffen (6xx); overige hulpmiddelen (9xx-15xx), die b.v. de glans regelen of verpakkingsgassen.
Voor de meeste e-nummers is een Aanbevolen Dagelijkse Inname (ADI) vastgesteld. Alleen is dat voor de consument niet duidelijk, want wat is de ADI van elk e-nummer of wanneer heeft de consument dat overschreden? Om die reden is de ADI opzettelijk veel lager geschat, zodat gevaarlijke overschrijdingen worden beperkt. Enkele e-nummers worden als geheel onschadelijk of zonder bekende bijwerkingen beoordeeld, zoals krijt en bietenrood. Die hebben geen ADI.
Veranderingen
Fabrikanten zijn niet verplicht om de e-nummers in hun product op het etiket te zetten. Zij zijn bekend dat er een groeiend aantal mensen bewust geworden zijn van de (mogelijke) bijwerkingen van bepaalde e-nummers. Daarom kiezen fabrikanten er tegenwoordig steeds vaker voor om de e-nummers te vervangen door een ‘mooie’ of geheel betekenisloze omschrijving, zonder de hulpstoffen in het product te veranderen. Dit is echter ongunstig voor het consumentenvertrouwen van mensen die verontrust zijn over (bepaalde) hulpstoffen die voorheen werden aangegeven met e-nummers.
Het alternatief op het gebruik van een bepaalde gewraakte hulpstof is die te vervangen door suiker, zout of vet. Alleen dat is strijdig met het veronderstelde doel om gezond voedsel op de markt te brengen.
Voor aroma’s, natuurlijk of kunstmatig, bestaat geen verplichting tot e-nummering. Dit zijn dan ook hulpstoffen die steeds meer aandacht krijgen van fabrikanten ter vervanging van bestaande hulpstoffen met een e-nummer.
Kortom, fabricaten ‘knutselen’ met hulpstoffen zodat het laboratorium producten worden. De farmaceutische industrie heeft daar, door haar lange ervaring met hulpstoffen, veel baat bij.
Waarin worden hulpstoffen verwerkt?
Het toevoegen van hulpstoffen is eigenlijk het meest bekend van medicijnen. Zo zijn aan de bekende ‘bittere pil’ zoetstoffen toegevoegd om deze verdraaglijker te maken bij het innemen. Ook helpen hulpstoffen bij de opname van het medicijn in het lichaam.
Veel van deze hulpstoffen vonden ook hun weg in verfstoffen, kleding, cosmetica en huishoudelijke producten, zoals shampoos, zeep en schoonmaakmiddelen. Maar deze en andere hulpstoffen worden tegenwoordig ook steeds vaker gebruikt in voeding, waaronder dranken, zoals wijn. Daar begint het ons inwendige te raken. Nog een gevoelige stap verder is het toepassen van hulpstoffen in snoep en speelgoed.
(Over)gevoeligheid voor hulpstoffen
Sommige mensen zijn (over)gevoelig voor bepaalde stoffen, zoals allergie, en zullen alleen daarom al meer bewust moeten of willen zijn van welke hulpstoffen voor hen negatieve gevolgen kunnen hebben. Deze mensen hebben er als eerste merkbare gevolgen van. Te meer, omdat uit onderzoek blijkt dat soms niet zozeer de afzonderlijke hulpstoffen maar juist combinaties ervan onverwachte schades kunnen veroorzaken. Zo is gebleken dat bepaalde combinaties van hulpstoffen onverwacht zeer giftige of kankerverwekkende stoffen kunnen vrijkomen, zoals benzeen, waardoor in sommige gevallen ernstige schade en zelfs de dood kan volgen. Probleem is dat de huisarts of andere specialisten ook niet altijd bewust zijn van eventuele allergieën. Het is voor deze mensen zaak om in kaart te brengen wat de bekende stoffen en combinaties ervan zijn waarvoor ze (over)gevoelig zijn. Omdat recepturen van producten nogal eens wijzigen is waakzaamheid geboden. Vertrouwde veilige producten blijven dat dus niet altijd. Het is voor deze mensen raadzaam om niet te wachten op de medische wereld, want die loopt vrijwel altijd achter op de feiten.
Godsdienstige bezwaren tegen hulpstoffen
Er zijn mensen die hun lichaam zien als eigendom van God, maar de definities daarvan lopen nogal uiteen. Sommige gelovigen willen zelf in de hand hebben met welke stoffen ze in aanraking komen. Zo zijn er die geen alcohol willen consumeren. Omdat enkele hulpstoffen gemaakt zijn van alcohol is het voor hen zaak precies te weten welke. Anderen zijn vegetariër of veganist.
Godsdienstige bezwaren hebben meestal niets met de hiervoor genoemde (over)gevoeligheid te maken en leiden ook meestal niet tot aanwijsbare schade of gevaar. Sommigen vinden bepaalde stoffen zondig. Hier bij komt de vraag naar voren in hoeverre een gelovige zelf verantwoordelijkheid moet of kan nemen om zondigen te voorkomen. Veel gelovigen laten dat aan Gods genade over. Volgens sommigen is die immers onvoorwaardelijk. Andere stellen dat zij die zich over hulpstoffen druk maken hun ongeloof daarmee tonen. Maar al zou dit zo zijn, dan mag en kan niet van allen dezelfde mate van geloof verwacht worden (1 Kor 10:24).
Bijbelse voorschriften over hulpstoffen
Gelovigen die ervan uitgaan dat er in de Bijbel voorschriften staan voor stoffen waarmee ze in contact kunnen komen gaan het verst in het onderscheiden van hulpstoffen. Om enkele van de belangrijkste voorbeelden te geven. In Handelingen 15:20 staat dat het verboden is voor gelovigen om bloed te eten. Zij wijzen daarom producten af waarin bloed is verwerkt. Maar sommige wijzen ook producten af waarin dierlijke stoffen zitten van onreine dieren en/of reine dieren die niet op de juiste wijze zijn geslacht. Hierdoor komt een veel grotere waaier aan hulpstoffen in beeld. Veel producten zijn gemaakt met dierlijke stoffen, zoals vlees, melk en olie, maar ook schaaldieren en sea-food, vissoorten, roofvogels en bepaalde insecten die in de Bijbel als onrein worden beoordeeld, zoals E-161g.
Er zijn ook gelovigen die producten afwijzen in verband met Bijbelse feest- en gedenkdagen. B.v. gistmiddel tijdens Pésach (Bijbels Paasfeest). Andere wijzen ook de combinatie van melk en vlees af. Deze gelovigen zouden advies kunnen krijgen vanuit lijsten die gebruikt worden in wereldgodsdiensten, zoals de kasjroetlijsten in het Jodendom, die voortdurend afgestemd worden op de wijzigingen in de recepturen van de fabrikanten. Belangrijk is te realiseren dat deze lijsten uitgaan van eigen, andere godsdienstige voorschriften, die meestal niet overeenstemmen met de het Nieuwe Verbond en zich ook niet richten op gezondheid.
Rol medische wereld
De medische wereld is seculier en wettelijk gedreven vanuit de zorgplicht. Daar komt bij dat de medische wereld zich soms nogal intolerant tegenover mensen met godsdienstige bezwaren opstelt. Zij ervaren dat als lastig omdat het niet past binnen hun kaders en daardoor mogelijk meer kosten en arbeid tot gevolg heeft. Mensen met godsdienstige bezwaren worden dan al snel tot een ‘oplossing’ gedwongen. Maar dat is niet altijd terecht. De politiek kan soms een helpende hand bieden. Echter, soms moeten gelovigen dan ook (leren) zelf een standpunt in te nemen door b.v. een medische hulp te weigeren.
Verontrustende hulpstof e-nummers
Enkele eventueel problematische hulpstof en e-nummers zijn:
E-120 (karmijn) gemaakt van doodgedrukte luizen en bevat bloed.
E-163 (anthocyanen) gemaakt van onreine druiven.
E-211 (natriumbenzonaat) kan in combinatie met vitamine C het kankerverwekkende benzeen doen ontstaan.
E-220-228 (sulfieten & zwaveldioxiden) is o.a. ongunstig voor de bloeddruk.
E-249-252 (nitrieten & nitraten) zijn kankerverwekkend.
Vetzuren van onreine dieren zijn verwerkt in E-422 (glycerol), E-430-36 (polyoxyethylenen), E-470-79 en 481-83 (zouten) en E-570-73 (glyconzuren).
E-441 is gelatine waarin materiaal van onreine dieren zijn verwerkt, zoals huid en botmateriaal.
Vetten van onreine dieren zijn verwerkt in E-445 (glycerolester).
E-375 (nicotinezuur), E-491-95 (sorbintanen) en E-630-33 (Inosinezuur en inosinaten) bevatten gistmiddelen die niet zijn toegestaan voor Pésach en bevat ook materiaal van onreine dieren.
Beendermateriaal van onreine dieren is verwekt in E-542 (natrium) en E-640 (glycerine).
E-551 (Nanomateriaal SAS) zou gezondheidsrisico’s veroorzaken.
Menselijk materiaal en dat van onreine dieren is verwerkt in E-920-21 (Lactitol).
E-951 (aspartaam) zou een kankerverwekkende zoetstof zijn.
E-1000 (cholinezuur) is gemaakt van rundergal.
E-1518 (glyceroltriacetaat) is zeer schadelijk en kankerverwekkend.
Dit is slechts een selectie en een momentopname van e-nummers. Voor een uitgebreide lijst zie de e-nummers-lijst.nl.
Evaluatie
Een e-nummer, dat staat voor een door de EU goedgekeurde hulpstof, staat er niet garant voor dat een hulpstof ook onschadelijk of ongevaarlijk is. Het is voor de consument ook niet transparant waarvoor een e-nummer staat. Om die transparantie te krijgen moet vaak moeite worden gedaan, waardoor veel mensen afhaken. Het e-nummer kan immers suggereren dat de hulpstof okay is, omdat het e-nummer een door de EU gecontroleerde hulpstof is.
De gelovige wordt er dan op aangesproken vertrouwen in de EU en de eventuele controle erop te hebben. Echter, de EU is stellig geen godsdienstige organisatie en wil ook geen verantwoordelijkheid aan God afleggen. Of de hulpstof met een e-nummer ook godsdienstig toegestaan is valt buiten het kader van de EU.
De Nederlandse overheid heeft zich onlangs met een Kamermeerderheid ervoor uitgesproken om godsdienst uit het publieke leven en de overheidstaken te willen weren. Uitgaande van de scheiding tussen kerk & staat. Echter, de versplinterde kerk heeft zich maar zelden ingespannen op het gebied van hulpstof e-nummers. Daardoor komt de verantwoordelijkheid ook over dit onderwerp te liggen bij de individuele gelovige. Maar hoe ergens verantwoordelijkheid voor nemen als niet eerst bewustheid erover bestaat? De voorlichting van de overheden laat dus echter te wensen over. Elke verontruste gelovige zal dus zelf over dit onderwerp moeten nadenken en eventuele actie ondernemen.