Stevenen we af op een wereld vol internetjunks?

0
324
Het lijkt er wel op. En er is zelfs een gerede kans dat jij er één van bent.

Gemiddeld pakken mensen ongeveer veertig keer per dag hun telefoon op. En gemiddeld staren ze zo’n drie uur per dag naar het scherm. Internet en games zijn de boosdoener. Maar liefst 40 tot 50 procent van de bevolking lijdt aan een vorm van internetverslaving schrijft Adam Alter, universitair hoofddocent marketing en psychologie aan New York University, in zijn boek: Superverslavend. Vooral tieners en jongvolwassenen tussen de twaalf en twintig zijn kwetsbaar. Maar waarom zijn we zo gevoelig voor deze vorm van verslaving? En kunnen we ons er tegen wapenen of stevenen onherroepelijk af op een wereld vol junks?

Door: Ilse Koffijberg

Internetverslaving
De term ‘internetverslaving’ wordt de laatste jaren steeds meer gebruikt. Toch is er veel onduidelijkheid over wat internetverslaving precies is, er zijn immers veel toepassingen zoals games, e-mail, WhatsApp, Facebook etc. Moeten we wel spreken van een internetverslaving in een brede zin? Of moeten we spreken van aparte verslavingen: game-verslaving, sociale media-verslaving of e-mail-verslaving?

Heroïne en het internet: de overeenkomsten
Ondanks dat je verslaafd kan raken aan veel verschillende dingen, zijn er een aantal kenmerken die je bij (bijna) alle verslavingen terug ziet komen. Wanneer je verslaafd raakt aan heroïne, dan bouw je tolerantie op. Hierdoor heb je steeds meer heroïne nodig om je goed te voelen. Als je van de één op de andere dag stopt, dan krijg je last van onthoudingsverschijnselen. Daarnaast hunker je naar je volgende shot. Je raakt de controle over het wel of niet gebruiken van heroïne kwijt en ondanks negatieve gevolgen blijf je gebruiken. Je bent een slaaf van de heroïne geworden; afhankelijk ervan om je goed te voelen. De meeste mensen zullen heroïneverslaving niet zo snel vergelijken met een internetverslaving, maar “wat de hersenen betreft, of de psychologie van verslaving, maakt ons lichaam geen verschil tussen middelen en gedrag,” vertelt Alter aan Scientias.nl. Je gaat dan wel niet dood aan een avond te veel computeren en de gevolgen op fysiek en financieel gebied mogen minder zwaar zijn, maar er zijn dus ook overeenkomsten: ook een internetverslaafde bouwt tolerantie op, lijdt aan onthoudingsverschijnselen, is gepreoccupeerd met het internet, raakt controle over het gebruik kwijt en gaat door met gebruiken ondanks negatieve consequenties.

Mechanisme
Controleverlies is dus een belangrijk onderdeel van verslaving. Je blijft internetten, ook al wil je liever stoppen en heeft gebruik negatieve gevolgen. Het neurologisch mechanisme hierachter is vergelijkbaar met een verslaving aan heroïne of cocaïne. Gedragsverslavingen zijn over het algemeen minder intens, maar dezelfde belangrijke stof in de hersenen komt vrij: dopamine. Wanneer je internet, gamet of een jointje rookt, maakt het centrale tegmentum (hersengebied) de neurotransmitter dopamine aan. De dopamine bindt aan een dopamine-receptor, waardoor jij je goed voelt. Bij verslaafden is het beloningscircuit verstoord. Daarnaast bouw je tolerantie op waardoor je steeds meer dopamine nodig hebt om je goed te voelen.

Verslavingstheorieën
Er zijn verschillende theorieën over waarom iemand verslaafd raakt en deze verslaving in stand houdt. Waarom blijft iemand maar gebruiken ondanks de negatieve gevolgen? Belangrijk is dat geen van de theorieën alle aspecten van verslaving kan verklaren. Desondanks is het goed om deze theorieën in gedachten te houden.

Twee bekende theorieën zijn de positieve en negatieve bekrachtigingstheorie. Waarbij de eerste theorie de nadruk legt op de euforische en fijne gevoelens, die je kunt krijgen bij gebruik van middelen. Deze zijn zo fijn, dat je blijft gebruiken. De laatste legt juist de nadruk op negatieve gevoelens. Je neemt meer middelen om onthoudingssymptomen te onderdrukken en gebruikt in eerste instantie middelen als zelfmedicatie tegen bijvoorbeeld angst of somberheid.

In de laatste jaren is er meer aandacht voor de sensitisatie-theorie (1993). Volgens deze theorie is er sprake van een overgevoeligheid van de hersencircuits; er wordt steeds meer dopamine aangemaakt die ervoor zorgt dat je steeds meer hunkert naar een middel. Hunkeren of willen staat hierbij los van fijne gevoelens. Zo kan het zijn dat een verslaafde helemaal geen plezier beleeft aan het gebruik van middelen, maar wel uitkijkt naar zijn of haar volgende inname. De gewoontetheorie zegt dat het gebruik een automatisch proces wordt, dat gaat op eenzelfde manier als wanneer je een zakje chips leegeet op de bank. Vaak denk je na een aantal minuten ‘oh, is het nu al op?’ en heb je het grootste gedeelte van het zakje onbewust opgegeten. Waarschijnlijk heb je er niet eens echt van genoten.

Weer een andere theorie verklaart verslaving door een verminderde frontaalkwab, deze kwab is betrokken bij hogere cognitieve functies zoals beslissingen maken en plannen.
“Je zult nooit op basis van alleen je genen verslaafd raken”

Aanleg?
Afhankelijk van je biologische make-up kun je meer of minder gevoelig zijn voor verslaving. Je kunt meer of minder dopamine maken bij een activiteit, je kunt meer of minder receptoren hebben en je kunt een meer of mindere intensiteit van genot ervaren. Echter, je zult nooit op basis van alleen je genen verslaafd raken. De risico op een internetverslaving is groter bij een gebrek aan het vervullen van psychische behoeften zoals een gevoel van verwantschap met anderen, autonomie, het gevoel om kundig te zijn in iets, maar ook gevoelens zoals verveling kunnen een rol spelen.

Feedback
Hoe komt het dan dat zo’n internetspelletje je zo goed kan laten voelen? De meeste online spellen beginnen makkelijk, je krijgt snel het gevoel dat je er goed in bent. Je rolt van het ene in het andere level. Daarna wordt het moeilijker en gaat het veel langzamer. Toch zitten er nog genoeg prikkels in het spel: geluiden als je een monster slacht of onverwachtse ‘cadeaus’ in de vorm van goede items.

Daarnaast worden de meest verslavende online spellen vaak in een groep gespeeld over de hele wereld. Het kan zomaar zijn dat het team je nodig heeft om 3 uur ’s nachts omdat een groot deel van het team uit Amerikanen bestaat. Ook sociale media zoals Facebook maken gebruik van allerlei feedback cues. Het geluid van een binnenkomend bericht, de like-knop, de reacties die anderen kunnen geven.

Wat ook niet helpt, is dat met behulp van de hedendaagse technologieën, datagegevens van grote groepen makkelijk gevolgd kunnen worden. Door een toevoeging in de broncode kan bijvoorbeeld bijgehouden worden waar spelers het meeste tijd spenderen. Door een vergelijkbare queeste ook te tracken kunnen ontwikkelaars dus precies zien welk geluidje het best werkt, wanneer een geluid het best werkt, welke afbeeldingen werken etc. Het doel is om iemand zo lang mogelijk gebruik te laten maken van een product of dienst. Dit kan mede verklaren waarom zo veel mensen verslaafd raken aan internet.

Adolescenten
De meest zorgelijke groep zijn de adolescenten. Regina van den Eijnden, onderzoeker en universitair hoofddocent sociale psychologie aan Universiteit Utrecht, vertelt aan Scientias.nl dat “het rationele brein (de prefrontale cortex) van adolescenten nog niet volledig is ontwikkeld”. Ze zijn nog niet in staat om hun gedrag af te remmen, prioriteiten te stellen en risico’s en consequenties goed in te schatten. “Hun emotionele brein is daarentegen erg actief: jongeren zijn extra gevoelig voor beloningen op korte termijn. Ze proberen daarnaast hun eigen identiteit te vinden waardoor ze ook heel erg bezig zijn met wat anderen van hen vinden.”

Kortere concentratieboog
Internet, sociale media, games en andere technologieën zijn relatief jong. De negatieve gevolgen van (overmatig) gebruik van deze diensten worden langzaam duidelijker, zo blijken de jongere generaties een kortere concentratieboog te hebben (van 12 seconden in 2000 naar 8 seconden in 2013) en zijn ze slechter in staat emoties te herkennen. Er zijn ook positieve gevolgen: we kunnen makkelijker in contact blijven met vrienden aan de andere kant van de wereld. En internet en digitale toepassingen kunnen een positieve bijdrage leveren aan educatie.

Het internet heeft duidelijk voordelen. Maar er zijn ook heel duidelijk nadelen. Zo ligt een verslaving – zeker voor jonge mensen – op de loer. En wat kunnen we daartegen doen? Misschien moet de oplossing gezocht worden in regelgeving. Moet de overheid ontwikkelaars verbieden om verslavende diensten te produceren of verkopen? Of verplicht een veiligheidsmechanisme in te laten bouwen? Moet er een preventieprogramma komen? Zo ja, voor wie? Alleen voor jongeren of ook voor volwassenen?

Een internetverslaving voorkomen is niet gemakkelijk. Maar het is ongetwijfeld nog moeilijker om een bestaande internetverslaving te behandelen, want internet is niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Dit maakt de kans op terugval na een behandeling tegen verslaving groter, want je kunt maar moeilijk mee in de maatschappij zonder gebruik van internet. Het beste advies voor nu? Jezelf bewust zijn van de trends en kritisch naar je eigen gedrag kijken. Want als we de trends negeren en niet kritisch op ons eigen gedrag reflecteren, dan eindigen we straks met een wereld vol junks…

Ilse Koffijberg studeert Science Education & Communication aan de Universiteit van Utrecht. Ze doet onderzoek naar Embodied Cognition in onderwijs met behulp van een Augmented Reality Sandbox. Ze schrijft ook in het departementsblad BioSCOPE (biologie). Daarnaast is ze geïnteresseerd in wetenschapsfilosofie en geschiedenis. Ze wil onderwijs, wetenschap en de maatschappij dichter bij elkaar brengen.