Wat heeft West-Europa wel (gehad) en Midden en Oost-Europa niet? Het is de seksuele revolutie die speelde in de jaren 60 van de vorige eeuw. Dat verklaart de verontwaardiging van West-Europese voetballers tegenover Hongarije tijdens het afgelopen Europees kampioenschap.
In zijn Weekly Word van deze week schetst Jeff Fountain, oprichter van het Schuman Instituut in Amsterdam, die achtergrond van het conflict tijdens het onlangs gehouden EK. In protest tegen Hongarije’s weigering om schookinderen te onderwijzen dat alternatieve seksuele expressies normaal zijn, wilden West-Europeanen voetbalstadions in de regenboogkleuren zetten.
Hoewel ook Fountain tegen het verlies van persvrijheid en vrijheid van onderwijs, de ondermijning van een gezonde democratie en een onafhankelijke rechtspraak in Hongarije en Polen is, pleit hij toch voor een dialoog met de leiders van deze en andere landen in Midden en Oost-Europa.
“Tijdens mijn reizen naar en mijn betrokkenheid bij Midden- en Oost-Europa ben ik vaak verbijstering en frustratie tegengekomen over hoe West-Europese politici en ambtenaren van hun oosterse tegenhangers simpelweg verwachten dat zij de vrucht van de westerse seksuele revolutie accepteren”, schrijft hij onder meer. “Zogenaamde ‘Europese’ waarden en nieuwe ‘universele’ mensenrechten, waarvan geen enkele werd erkend als ‘Europese’ waarden toen Engeland in 1966 de wereldcup won. Trouwens ook niet toen Nederland in 1988 Europees kampioen werd.”
Fountain vraagt zich af of ‘radicaal gedreven individualisme naar diversiteit’ hier niet ten koste dreigt te gaan van eenheid en samenhang van de gemeenschap. “Hebben vrijheid en gelijkheid niet het evenwicht van broederschap nodig?” Bovendien: “Wat zullen de lange-termijneffecten zijn van deze nog-steeds-te-kortdurende experimenten (van de seksuele revolutie, red.)? Zijn huwelijk en gezin geen van God gegeven instituties die essentieel zijn voor de duurzaamheid van de beschaving op lange termijn?”