Lees het interview dat Jacco Stijkel met Anna had in de Uitdaging van september 2015.
De eerste gouden medaille voor Nederland op deze olympische spelen werd gisteren gewonnen door Anna van der Breggen. Vorig jaar had Uitdaging een persoonlijk gesprek met Anna. Hier volgt het interview dat Jacco Stijkel met Anna had voor de Uitdaging krant.
==============================================
Als ik wielrenster Anna van der Breggen spreek, is het een paar dagen na haar overwinning in de Giro Rosa, zeg maar de Giro d’Italia voor vrouwen. Dit is de belangrijkste etappekoers voor vrouwen die er is. In de tuin van haar ouders in Hasselt, waar ze tijdelijk woont, doet Anna haar verhaal. Over fietsen, gezelligheid, pijn én geloof.
“Ik kom niet uit een sportieve familie”, begint Anna (26). “Mijn broer fietste ook, en dat vond ik geweldig. Bij een wedstrijd was wel eens een dikkebandenrace en dan deed ik heel fanatiek mee. Ja, dat competitieve zat er al heel vroeg in. Mijn broer heeft dat ook, de andere leden van het gezin helemaal niet. Toen ik acht was ging ik zelf op wielrennen. Omdat ik het een leuke sport vond en het heel gezellig was. En als ik aan een wedstrijd meedeed, wilde ik perse een beker winnen. Lukte dat niet, was ik heel chagrijnig. Mijn vader is toen wel eens echt boos op me geworden haha. Dat ik gewoon had gefietst, en niet zo moest zeuren.”
Te grote overgang
Het bleek dat Anna veel talent had en ze werd geselecteerd voor de nationale selectie. Als juniore reed ze het WK in Mexico. “Daarna maakte ik de overstap naar Flexpoint, een profploeg. Daar reden toen toppers in als Mirjam Melchers, Loes Gunnewijk, Iris Slappendel en Susanne Ljungskog. Dat werd een heel vervelend jaar. Ik dacht dat ik goed was en ik was altijd gewend om met de besten mee te rijden. Nu bungelde ik maar wat erbij in het peloton. Ik werd ook niet goed opgevangen door de andere vrouwen. Ik heb vaak genoeg na een wedstrijd gedacht: ‘ik vind er helemaal niets meer aan’. Achteraf gezien is de overgang van de junioren naar de profs te groot voor mij geweest. Niet iedereen kan die stap direct maken. Er zijn meiden die direct wedstrijden winnen, neem als voorbeeld Marianne Vos. Maar ik heb daar meer tijd voor nodig gehad.”
Heimwee naar de fiets
Flexpoint ging failliet en Anna maakte de keus om weer voor haar club te gaan rijden en een studie hbo-v op te pakken. “Bij de club was het gezellig en heb ik weer plezier in het fietsen gekregen. Ik was nog wel lid van de nationale selectie zodat ik mee kon doen aan belangrijke wedstrijden. Maar een combinatie studie en fietsen werkte niet zo voor mij. In 2011 heb ik vier maanden stage gelopen in Ghana. Vier maanden heb ik niet gefietst. Dat is belangrijk voor mij geweest. Want ik kreeg heimwee naar de fiets. Ik heb toen besloten om nog één keer voor het wielrennen te gaan om te kijken wat ik ermee kan bereiken. Mijn schoonzusje ging rijden voor een nieuwe kleine Belgische ploeg. Ik belde die mensen op en zij waren direct enthousiast. We hebben een winter hard getraind en maar weinigen dachten dat het ons zou lukken. We hebben doorgezet en 2012 werd juist een heel mooi jaar. Maar als ik eerlijk ben: als jij mij drie jaar geleden zou hebben verteld dat ik de Giro zou winnen, had ik je voor gek verklaard.”
Pijn lijden
Anna had de opwaartse lijn te pakken en twee jaar geleden maakte ze de overstap naar de Rabobank-Liv ploeg. “Het beste team in het vrouwenpeloton. Ja, nu was ik er wel klaar voor. Ik werd in de Ronde van Vlaanderen negende. Dat voelde voor mij als een overwinning. En sindsdien is het alleen maar beter gegaan. Ik kan echt van het wielrennen genieten.” En met het recht, want het gaat wel heel goed met Anna dit seizoen. Zo won ze de klassieker de Waalse Pijl, werd ze Nederlands kampioen tijdrijden en won ze dus de Giro Rosa. Anna kan goed tijdrijden en hard bergop fietsen, dus ze heeft alles want een ronderenner moet hebben. “Vorig jaar werd ik al derde in de Giro. Maar toen hadden we drie kopvrouwen met Marianne Vos, Pauline Ferrand- Prevot en ik. Marianne won de Giro. We stonden alle drie op het podium.” Maar dit jaar was het anders, ook door het blessureleed van Marianne Vos. “Nu was ik de kopvrouw. Kijk, vorig jaar was er geen tijdrit in de Giro opgenomen. Nu wel, de koers was ook meer voor mij geschikt.” Anna maakte dit jaar het verschil in de individuele tijdrit die ze met overmacht won. Ze reed de concurrentie op ruim een minuut of meer. “Een tijdrit is een half uur lang enorm pijn lijden. Vanaf het begin schreeuwt alles in je lichaam om er onmiddellijk mee op te houden. Het is dan zaak om het onder controle te houden en hard te blijven fietsen. Ja, bij een tijdrit zie ik zeker op tegen de pijn. Maar het is wel wat ik goed kan. En als je dan bij de finish ziet dat je heel hard hebt gereden, geeft dat zeker een kick.”
Roze
Na de tijdrit mocht Anna in het felbegeerde roze tricot starten voor de laatste etappe bergop. Een klim van maar liefst 15 kilometer. Ze wist haar voorsprong goed te verdedigen. “Het was een spannende etappe. De blijdschap toen ik over de finish reed was enorm groot. Niet alleen bij mij, maar bij het hele team. Want we hebben het samen gedaan. De andere meiden hebben mij bijvoorbeeld uit de wind gehouden, bidons voor me gehaald en mij heel goed geholpen. Als team hebben we veel voor elkaar over en dat vind ik heel belangrijk. Dat geeft me ook een extra motivatie om te presteren. Winnen doe ik niet alleen voor mijzelf, maar ook voor het team.”
Doelen
Anna heeft nu haar belangrijkste doelen van dit jaar al gehaald: het winnen van de Giro en een wereldbekerwedstrijd. Het vizier gaat nu op het WK. “Maar de wegwedstrijd heeft niet echt een zwaar parcours. Het ligt eraan hoe zwaar de wedstrijd wordt gemaakt. Sprintersbenen heb ik niet. En bij het tijdrijden zie ik het wel. Ik heb bijvoorbeeld Ellen van Dijk al eens geklopt in een vlakke tijdrit. Ik ga in elk geval zo hard mogelijk proberen te rijden.” Ze denkt ook al aan de Olympische Spelen in Rio volgend jaar. “Daar wil ik in topvorm zijn. Ik houd daar nu al rekening mee. Dat parcours is meer klimmen dan op het WK en daarom beter voor mij geschikt. Natuurlijk is een Olympische medaille een droom.”
Meer dan wielrennen
Op het moment dat Anna het zegt, komt ook de relativering. “Wielrennen is heel belangrijk voor mij nu, maar er is echt wel meer dan de sport. Het wielrennen is sowieso tijdelijk. Het kan zo afgelopen zijn. Ik kom uit een nuchter gezin. Denk maar aan wat ik net zei hoe mijn vader reageerde als ik geen beker had gewonnen. Zij zorgen er wel voor dat ik met beide benen op de grond blijf staan. Ik vind het succes best lastig. Als ik bijvoorbeeld ergens ben met mijn zusje, dan gaat de aandacht naar mij uit en gaat het over het wielrennen. Ik ben gewoon nog Anna denk ik dan, en er is meer dan fietsen. Ik ben gaan wielrennen omdat ik het leuk vind, ik hoef niet in de spotlights te staan.”
Talent van God
Anna vertelt dat het geloof belangrijk voor haar is. “Het geloof maakt mijn persoonlijkheid. Ik ben opgegroeid met het geloof, de kerk en de Bijbel. Wat ik belangrijk vind is dat je naar mensen omkijkt en je op God richt. Ik denk wel eens: als alle mensen dat zouden doen, zou er veel minder ellende zijn in de wereld.” Anna heeft geworsteld met topsport en de kerk. “Mijn ouders hebben mij daar de keuze ingelaten. Mijn eerste WK in Mexico was op een zondag. Ik wilde dat zó graag. En ook nu rijd ik wedstrijden op zondag. Ik ben daar wel eens op aangekeken ja. Hoewel dat verandert nu ik succes heb. Maar weet je, ik ben goed in wielrennen en dat talent heb ik van God gekregen. Ik voel dat ook zo. Voor elk mens is het geloof een zoektocht. Mijn Godsbeeld is niet veranderd, maar mijn beeld van de kerk wel. Ik denk er vaak over na hoe God de kerk heeft bedoeld. Vaak zijn mensen bezig om je allerlei regels op te leggen. Ik snap dat ook nog wel vanuit een bepaalde opvoeding en achtergrond. Maar is dat werkelijk zo belangrijk? Vindt God dat heel belangrijk? Waar gaat het nu uiteindelijk om? Ik ga graag naar de kerk hoor, maar zou daarin graag verandering zien. Het voorbeeld van Jezus is duidelijk toch: hij had aandacht en liefde voor mensen. Ik zou graag zien dat in de gemeente we elkaar waarderen, begrip hebben en iets voor elkaar over hebben. Volgens mij is dat het belangrijkste wat God ons wil zeggen: dat wij elkaar en God liefhebben.”