Door Arie-Jan Mulder
En nu hebben we een spelletjesmiddag op het sportveld. Allerlei verschillende spelletjes. Niet echt moeilijk, je hoeft er geen topsporter voor te zijn. Nee, deze spelletjes vragen andere dingen: een beetje behendigheid, goed opletten, samenwerken, elkaar vertrouwen, dat soort dingen.
We zijn in groepjes verdeeld, neven en nichten en ooms en tantes door elkaar heen. En als groep doe je het spel. Soms met zijn allen tegelijk, en soms één voor één. Wie aan de beurt is, krijgt aanwijzingen van de anderen van zijn groep. Of wordt door de rest van de groep aangemoedigd. Er wordt geroepen, gekreund en gelachen.
Er is één spel dat voor heel erg veel plezier zorgt. Bij dat spel moet één persoon uit de groep een blinddoek om. Hij of zij krijgt een pen in de hand, en moet vijftig meter verderop een kruisje zetten op een vel papier, en dan weer terug naar de groep. Hoe doe je dat als je niets kan zien? Nou, iemand uit de groep is zijn coach. Die roept aanwijzingen: “rechtdoor”, “een beetje naar links”, “stukje terug”. Maar de andere groepsleden zijn zo enthousiast, dat zij ook allerlei aanwijzingen mee schreeuwen. En dan zijn er ook meer blindemannen tegelijk in het veld, en dus ook meer coaches, en dus nog veel meer door elkaar heen schreeuwende teamgenoten. En dan is er nog het publiek aan de kant. Dat roept en joelt. Sommige mensen in het publiek proberen te helpen, anderen proberen juist de blindeman in de war te brengen met valse aanwijzingen.
Krijg dat maar eens voor elkaar, als blindeman, om dan je koers te vinden. Welke aanwijzingen komen van jouw coach? Hoe goed ken je de stem van jouw coach, en kan je die onderscheiden van al die andere stemmen om je heen?
Wat ook ook erg leuk is, is om al die verschillende blindemannen te zien. Ieder op zijn eigen wijze. De één struint met stevige stappen recht op het doel af (tenminste, dat denkt hij ….). Een ander schuifelt aarzelend vooruit, de handen voor zich uitgestrekt, en het hoofd scheef om zo goed mogelijk te luisteren. En weer een ander probeert vals te spelen door onder de blinddoek door te gluren. En een volgende stapt vol vertrouwen een heel eind door, staat dan plotseling stil, en gaat even vastberaden een heel andere kant uit. En al die tijd roepen en joelen alle aanwezigen om het hardst. Maar uiteindelijk loopt het voor iedereen goed af. De spelleiding zorgt er voor dat niemand in de struiken of in de sloot belandt.
Ik geniet er van als ik allemaal dat zo bekijk. Maar op het moment dat ik mijn broer met een blinddoek om allerlei capriolen zie uithalen, zie ik ineens ook iets heel anders. Het is alsof ik door de eeuwen heen kijk. Ik zie niet alleen mijn broer, maar ik zie de mens, die zijn weg zoekt. Met zijn blinddoek van de zondeval op, die hem verhindert Gods werkelijkheid te ervaren zoals die is. De verschrikkelijke blinddoek die mij als mens het zicht ontneemt op het doel van mijn reis. En ik hoor de ontelbare stemmen van medestanders en tegenstanders die goed bedoelde of juist misleidende aanwijzingen roepen. En dan al die groepen, kerken en gemeenten, die om het hardst roepen dat hun weg het beste naar het doel leidt. Zelfs goedbedoelde aanwijzingen kunnen mij dan af en toe behoorlijk in de war brengen.
Een wereld vol van stemmen, en waar is de stem van mijn coach? Een coach, die niet altijd schreeuwt, wiens stem ik moet leren verstaan, tussen al het gedruis van de wereld: de stem van de Heilige Geest.
En in al dat tumult bots ik onderweg wel eens tegen mijn broeder op, waarbij we elkaar zelfs wel pijn kunnen doen. We hebben immers allebei een blinddoek om, en we kunnen het allebei niet scherp zien. Al vinden we zelf van wel! We zijn immers al zo gewend aan die blinddoek. Maar nu zie ik nog in raadsels, als een blinde man, die op zijn oren moet vertrouwen.
Maar ik mag er bij al deze beperkingen in elk geval op vertrouwen dat God de leiding van het geheel in handen houdt. Hij zal mij voor struikelen bewaren. Hij zorgt dat al zijn mensen uiteindelijk terecht komen. Ook al hebben ze hun eigen manieren om de weg te zoeken. En ook al heeft de een meer moeite zijn stem te verstaan dan de ander. En ook al maken wij het elkaar onderweg vaak onnodig moeilijk.
Ja, het is intussen wel grijs weer, in deze wereld. Maar ik weet dat Iemand straks mijn blinddoek af zal doen. En dan zal ik niet meer in raadsels zien, maar “van aangezicht tot aangezicht”. En ik zal al mijn broeders en zusters zien, die allemaal op hun eigen manier de tocht hebben gemaakt. En ik zal de Zon zien, in al zijn ongekende heerlijkheid.