Mijn buurman geloofde niet, dus wij christenen waren benieuwd hoe deze afscheidsdienst zou verlopen. De uitvaartverzorger stapte plechtig naar voren waarop ineens een gepaste stilte inviel. Hij heette een ieder welkom en vroeg ons allen te gaan staan, waarop de kist naar binnen gereden (gedragen) werd, omringd door de drie zonen, vrouwen en kleinkinderen van onze overleden buurman. Dit alles onder de klanken van het ‘Ave Maria’. Ik moet zeggen dat ik, omdat ik geen familie ben, er een enorme brok van in mijn keel kreeg. Voornamelijk omdat ik de volwassen zonen, die ik al ken vanaf hun kinderjaren, naast de baar zo’n intens verdriet zag uitten. Dan zou je al die lieve verdrietige mensen graag in je armen willen nemen en ze alle troost willen bieden die je maar in huis hebt. Maar dat kan niet. Mijn vrouw en dochter hadden de papieren zakdoekjes hard nodig. Ik slikte een aantal keren. Mannen huilen niet zomaar, weet u. Nee, dat is geen teken van zwakte. Wij huilen meer van binnen. Maar deze zonen lieten hun tranen de vrije loop gaan en dat moet ook kunnen.
Iedereen mocht gaan zitten. Een mevrouw trad naar voren en vertelde in grote lijnen wie onze buurman zowel geweest was en wat hij allemaal in zijn leven gedaan had. Best wel mooi, ik kende de meeste verhalen en gebeurtenissen wel die zij opnoemde. En hoe goed hij wel was geweest voor zijn vrouw en kinderen. Terwijl ik dat zo aanhoorde dwaalden mijn gedachten af naar het boek Openbaringen, hoofdstuk 20 vers 11. “En ik zag een grote witte troon… en ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een boek werd geopend, het boek des levens, en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken… En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs.”
Een lichte rilling ging over mijn rug bij de gedachte dat mijn buurman tijdens zijn leven de blijde boodschap had afgewezen. Ik bad om troost voor de nabestaanden. Kort na deze opsomming werd het lied ‘Every time we say goodbuy I die a little’ gespeeld. Toen volgde de tocht naar het nabij gelegen kerkhof, lopend afgelegd. Bij het graf werd een ieder die wat te betekenen had gehad in de afgelopen tijd, bedankt, waarop de kist langzaam zakte. De uitvaart begeleider sprak hardop ‘het Onze Vader uit’. Het viel mij op hoe weinig mensen dat meebidden. Toen wij terugliepen naar de zaal voor koffie en condoleren zei mijn dochter, “Pa, weet u nou wat ik heb gemist?” Ik vroeg, “wat dan?” Ze zei, “een liturgie!” Ik zei dat er wel een soort van liturgie was maar niet die wij zoals gebruikelijk gewend zijn. “Toch maar raar.” zei ze. “Zo’n afscheid is wel heel emotioneel, niet?” Ik knikte instemmend en dacht zo het mijne ervan omdat ik een ander verdriet voelde.
Peter