Op een ochtend liep ik naar de bakker om zo’n lekker stokbrood te halen voor het ontbijt. Onderweg kwam ik door een klein straatje. Of straatje, het was eigenlijk meer een steeg. Er stonden ook geen huizen, het was alleen een smalle doorgang tussen twee muren. Over één van die muren hingen wel enorme bossen wijnranken, vol met jonge druiven. Een mooi gezicht.
En toen zag ik het straatnaambordje: “Ruelle de la grâce de Dieu”. Dat betekent: steeg van Gods genade. Wat een aparte naam. Hoe komt men er bij om aan zo’n onooglijk steegje zo’n weidse naam te geven?
Een oude vriend
Ik stond daar in dat “steegje van Gods genade”, en ik moest denken aan mijn oude vriend Ger. Vlak voor ik op vakantie ging, was hij opgenomen in het ziekenhuis, en ik maakte me erg zorgen om hem.
Ik had hem leren kennen in het verzorgingstehuis waar hij woonde. Hij was namelijk geboren met een vergroeide heup, en dat was in de loop der jaren –ondanks een operatie – alleen maar slechter geworden. Na het overlijden van zijn vrouw was hij eenzaam geworden, en ik ging hem bezoeken. Het begon als vrijwilligerswerk, maar het werd al snel vriendschap. Ruim drie jaar lang was ik iedere woensdagochtend bij hem. Hij vertelde over zijn werk, en over de dingen die hij vroeger maakte. Ik snapte weinig van de technische details, maar hij kon zo beeldend vertellen dat ik het helemaal voor me zag.
Het evangelie
Hij begon ook graag over het geloof. Hij was gereformeerd opgevoed, en wist voor iedere situatie wel een passende Bijbeltekst. Maar hij kapte zo’n gesprek ook vaak meteen weer af. Alsof het evangelie niet te dicht bij mocht komen. Dat kon hij op de een of andere manier niet aan. Ik heb wel eens gedacht dat hij zich misschien ook moeilijk aan God kon overgeven omdat hij door zijn zware handicap heel zijn leven heeft moeten worstelen om overeind te blijven, zowel letterlijk als figuurlijk. Hij spande zich tot het laatst in om zoveel mogelijk zelf te doen, en niet om hulp te vragen. Zat dat hem ook dwars in zijn relatie met God?
Bidden
Toen ik tijdens mijn vakantie hoorde dat hij steeds zieker werd, wist ik eerst niet wat ik voor hem moest bidden: genezing? bekering? genezing om nog tijd te hebben voor bekering? Uiteindelijk bedacht ik dat hij op zijn eigen moeizame manier toch ook telkens naar God vroeg. Maar misschien kon hij door zijn omstandigheden als het ware maar een hele kleine vraag aan God stellen. En mijn gebed werd: “Heer, wilt u zijn kleine vraag groot beantwoorden, en hem door uw genade toegang geven tot heel uw heil.”
Tenslotte
Een week later hoorde ik dat hij was overleden. En ik treurde om mijn bijzondere vriend. En die ochtend, op weg naar de bakker, werd ik ineens getroffen door die aparte straatnaam. Het straatje van Gods genade is inderdaad maar klein. “Je kan er niet met een Hummer doorheen”, zei mijn dochter. Dus niet met al je rijkdom en met je eigen power. Maar de bijbel zegt: “Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.” Ook als we maar met een klein stemmetje kunnen roepen, omdat er nog zoveel andere dingen in onze strot zitten, dacht ik, en die gedachte troostte mij.
La ruelle de la grâce de Dieu lijkt niet veel voor te stellen. Maar die kleine druiven aan de muren zijn de belofte van een rijke oogst. De wijn van het koninkrijk, als we eenmaal dat kleine straatje door zijn.
Ik zie het bijna voor me: Jezus in zijn heerlijkheid, met in zijn armen mijn oude vriend Ger, zijn gezicht één grote, ontspannen glimlach.