Een zoon is altijd een broer

0
197
Het bijbelverhaal van Jozef en zijn broers bevat een aantal hoogte- en dieptepunten. Een bijzonder moment vinden we in de episode dat Jozef een machtig man in Egypte is en zijn broers bij hem komen voor graan. Ze komen een paar keer, en uiteindelijk krijgt hij hen zover dat ze Benjamin ook meebrengen. Jakob wil hem eigenlijk niet laten meegaan, maar de honger knelt, en bovendien stelt Juda zich garant voor hem. Maar door een list beschuldigt Jozef Benjamin van diefstal. Hij dreigt hem op te sluiten, maar de broers mogen vrijuit vertrekken. Nu komt het er op aan: zullen de broers Benjamin in de steek laten of steunen? Zullen ze een broer voor hem zijn of niet? Tientallen jaren eerder wilden ze geen broer zijn voor Jozef. Ze verkochten hem als slaaf. En daar lieten ze geen traan om. Hoe staan ze er nu in?

Door: Arie-Jan Mulder

Juda neemt het woord en bepleit hun zaak bij die barse Egyptische heerser. Ten slotte zegt hij:
‘Dus, heer, als ik bij mijn vader terugkom zonder de jongen, aan wie hij zo verknocht is, dan kan het niet anders of hij sterft wanneer hij ziet dat de jongen er niet is; door het verdriet dat wij hem daarmee zouden aandoen, zou onze oude vader in het dodenrijk komen. Ik heb mij bij mijn vader borg gesteld voor de jongen; ik heb hem gezegd dat hij het mij mijn leven lang mag aanrekenen als ik de jongen niet terugbreng. Staat u daarom alstublieft toe, mijn heer, dat ik als slaaf bij u blijf in plaats van de jongen, en dat hij met zijn broers terugreist. Hoe zou ik immers zonder die jongen naar mijn vader kunnen teruggaan? Ik zou het verdriet dat ik mijn vader daarmee aan zou doen, niet kunnen aanzien.’

Juda stelt zich daadwerkelijk borg voor zijn broer Benjamin. Hij is bereid om in zijn plaats slaaf te worden van de Egyptische heerser. Hij wil broer zijn voor Benjamin.
Maar let goed op zijn motief: Juda kiest voor Benjamin vanwege zijn vader. Hij kan het verdriet van zijn vader niet aanzien en daarom biedt hij zelfs aan om te lijden in plaats van zijn broer. Wat hij nu doet, doet hij niet in de eerste plaats voor zijn broer, maar dat doet hij voor zijn vader. Hij is er niet op gericht om broer te zijn, hij wil in de eerste plaats zoon zijn. Hij is geen broer omdat hij Benjamin aardig vindt, hij is geen broer omdat hij geleerd heeft dat dat moet, hij is geen broer omdat zijn omgeving dat van hem verlangt, maar hij is broer omdat hij zoon is! Hij doet goed aan zijn broer en neemt verantwoordelijkheid voor hem om het verlangen van de vader naar die broer te vervullen. Dat is een heel diepe en tegelijk een heel simpele waarheid, die we ook heel eenvoudig kunnen uitdrukken: wie zoon is, wordt broer.

Daarmee ontdekken we een diepe waarheid die ook het hart het evangelie vormt: wie God als vader kent, wil een broer zijn voor zijn medemensen. De liefde voor God maakt dat wij de mensen liefhebben. En dat is niet omdat we iedereen aardig vinden, niet omdat het moet, maar vanwege de liefde die God voor hen heeft. Wat een geweldige waarheid!

Laten we liefhebben.

Arie-Jan Mulder is de auteur van ‘Het evangelie van Jozef’, een verrassend boek over Jozef en zijn broers.
Info: www.delepelaar.org