Geestelijk leiders door God aangesteld

0
251
Er is leiding en gezag nodig in de gemeente, maar dan wel gezag wat door God is aangesteld. De meeste plaatselijke gemeenten in ons land hebben een predikant, voorganger, opziener of een voorgaande oudste (1 Tim.5:17), wat in feite verschillende namen zijn voor dezelfde functie. Hoewel de Bijbel ook spreekt over voorgangers in het meervoud (zie Hebr.13:17), is men in ons land meestal gewend aan één voorganger per gemeente, met verschillende oudsten als medebestuurders. In principe kunnen er Bijbels gezien ook meerdere voorgangers in een gemeente zijn, bijvoorbeeld als dit door de grote van een gemeente noodzakelijk is.

Door Henk Herbold

Oudsten
Oudsten of mede bestuurders hebben een belangrijke taak, als het goed is zijn ze zelfs instaat om aan te vullen wat er eventueel aan de bediening van de voorganger ontbreekt. Want een voorganger is net als ieder ander, een mens met beperkingen en feitelijk gewoon een mede-oudste. Sommige mensen denken dat een voorganger (of voorgaande oudste), alle bekwaamheden in zich heeft die voor een gemeente nodig zijn. Maar dat is natuurlijk niet zo, want dan zou hij een soort super mens moeten zijn.

Omdat sommige gemeenten teveel van hun voorganger verwachten is vaak het gevolg dat ze het niet volhouden en in een burn-out terecht komen. Dit kan voorkomen worden als er oudsten zijn die begrip hebben voor hun voorganger en die, elk met hun eigen roeping, taak of bediening, hem ondersteunen. Alleen door elkaar aan te vullen, zullen ze naar een sterk en harmonieus geheel groeien.

Verschillende gaven
De Bijbel heeft het daarom ook over verschillende gaven, bedieningen, taken die door God aan de gemeente gegeven zijn. Lees 1 Corinthiërs 12: 28
“God nu heeft ‘sommigen’ in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen.”

Verschil in roeping en bediening
God geeft wel aan iedere bediening zijn eigen gezag en zalving, er kan dus beslist verschil zijn in gezag en bediening, maar toch hebben ze (als het goed is) elkaar ook weer wel erg hard nodig. Het respecteren van elkaars roeping en bediening en de bereidheid praktisch uit te leven wat Filip.2:3,4 zegt, is de voorwaarde tot een sterk bestuur.

“Doe niets uit eigenbelang of eigendunk, maar laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf. Laat een ieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat een ieder ook oog hebben voor wat van anderen is”. Filip. 2:3,4

Diaken
Naast bestuurders in de gemeente zijn er, als het goed is, ook allerlei mensen belast met gedelegeerde verantwoordelijkheden en praktische taken, die nodig zijn voor het goed functioneren van de gemeente, in de breedste betekenis van het woord. In het Nieuwe Testament komen we de term ‘diaken’ (= diakonos of dienaar) tegen wat in principe een algemene benaming is voor elke man of vrouw die een dienende taak vervult in de gemeente (Lees Hand.6).

De roeping
Het is in de maatschappij heel normaal om een ambitie te hebben en ergens voor te gaan. En we zien ook steeds meer binnen de gemeente dat mensen een ambitie hebben om bijvoorbeeld oudste, voorganger of om gemeente leider te worden op welke manier dan ook. Eigenlijk is dat alleen maar toe te juichen en moeten we zulke mensen aanmoedigen om zich vooral zoveel mogelijk te bekwamen, zodat ze bruikbaar kunnen zijn, maar wel…als God ze roept en de weg ook voor ze geopend wordt. Die roeping is heel erg nodig, in de dienst van God is geen sprake van jezelf profileren. In de Bijbel lezen we over de roeping van bijvoorbeeld Aäron en dat niemand zich deze plaats kan toe-eigenen, het moet ons van God gegeven zijn.

Hebreeën 5 :4 en 5 zegt: “Niemand kan zich die waardigheid toe-eigenen, men wordt daartoe door God geroepen, zoals ook met Aäron gebeurde. Christus heeft zich de eer hogepriester te worden evenmin zelf verleend, dat deed degene die tegen hem zei: Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt.”

We zijn dus zeker geen dienaar van God op grond van onze opleiding of i.d., maar op grond van Gods keuze (Lees over Paulus roeping in Galaten 1:1).

Leiderschap is dus voorbehouden aan een ieder die door God geroepen wordt, dus niet iemand die alleen door ambitie gedreven wordt. En ook, een leider wordt verkozen uit het volk en heeft daardoor dus draagvlak, m.a.w er moet ook erkenning van iemands roeping zijn in de gemeente. Dat betekent niet dat meerderheid in de gemeente altijd het laatste woord heeft, zoals in een democratie. Ook in de dagen van de eerste christengemeente, zullen de apostelen zeker een belangrijke stem gehad hebben bij de aanstelling van gemeente leiders. Ook later is het Paulus die oudsten aanstelt in de verschillende gemeenten die hij gesteld heeft, of hij gaf Titus de opdracht om dat te doen (Titus 1:5).

Wie heeft de leiding in de gemeente?
De afgelopen jaren is er een grote culturele omslag geweest, in vele lagen van de bevolking. Waar men vroeger een gezagsrelatie had met mensen die leiding geven, is dat nu veranderd. Om deze reden zijn er ook steeds meer gemeenten die geen voorganger meer willen en zelfs komt het voor dat men ook geen oudsten meer wil. Zonder oudsten of voorganger is een gemeente echter niet Bijbels bezig. Net zoals kinderen in een gezin, ouders of verzorgers (c.q. opvoeders) nodig heeft, zo heeft een gemeente dat ook. Anders is er het grote gevaar van wanorde, een voorbeeld lezen we in Richteren 21:25 over Israël, waar staat “een ieder deed wat goed is in zijn ogen”, God keurde het in ieder geval niet goed. Wie zijn wij, dat wij het recht in eigen hand zouden nemen en af zouden wijken van het model, wat God ons gegeven heeft van de gemeente in het Nieuwe Testament (Handelingen). Je kunt ook nergens in de Bijbel lezen dat oudsten aangesteld werden voor een vaste periode, zoals tegenwoordig veel gebeurd.

Natuurlijk is het niet verkeerd om het functioneren van een gemeente leider af en toe te evalueren, maar niet om hem af te zetten, maar eerder om hem in liefde te helpen nog meer dienstbaar zijn. Als we geloven dat de heilige Geest de oudsten in de gemeente zelf heeft aangesteld, hebben we niet het recht hen gewoon eigenhandig af te zetten. Lees in Hand. 20:28, Paulus woorden tot de oudsten van de Efeze gemeente “waarover u de ‘heilige Geest’ tot opzieners gesteld heeft.” Natuurlijk is dat anders als oudsten b.v. vanwege lichamelijke beperkingen moeten terugtreden, maar dat zal iedereen begrijpen.

Wij hebben vandaag te maken met een verregaande democratisering van de maatschappij om ons heen. Dit is een proces dat helaas ook binnen de gemeente steeds meer voorkomt en zelfs verlammend kan werken op het functioneren van de leiding in de gemeente. Wanneer je namelijk als gemeente leider bij iedere stap, democratisch in overleg moet treden met de gehele gemeente, werkt het verlammend. Een leider moet het vertrouwen en dus gezag van de leden krijgen, omdat ze zijn roeping als dienaar van God erkennen. Een voorganger is de leider die voorop loopt en die ook de richting of visie bepaald van de gemeente. Uiteraard zal een wijze voorganger altijd in overleg gaan met de oudsten van de gemeente, maar in geval men er samen niet meer uitkomt heeft hij wel een beslissende stem.

Zie Hebreeën 13:17 : “Gehoorzaam uw voorgangers en volg hun aanwijzingen op. Zij waken over u, en moeten zich daarvoor verantwoorden. Zorg ervoor dat ze hun werk met vreugde kunnen doen en geen reden tot klagen hebben, want dat zou voor u nadelig zijn.”

De gemeente is in beginsel niet democratisch
Dit lezen we tenminste nergens in de Bijbel. Jezus is het hoofd van de gemeente en Hij bestuurt Zijn gemeente doormiddel van geroepen dienstknechten van God. Het is ook zeker te begrijpen, dat de Heer niet houdt van rebellie tegen leiders die door Hem zelf zijn aangesteld. Laat iedereen zich dat realiseren die rebelleert tegen de leiding in de gemeente, we strijden mogelijk niet tegen een mens, maar tegen God.

Dit blijkt bijvoorbeeld uit 1 Thes. 5:12,13 “En wij vragen u, broeders, hen te ‘erkennen’ die onder u arbeiden, u leiding geven in de Heer en u terechtwijzen en hen uitermate hoog te achten in liefde, om hun werk. Leef in vrede met elkaar”.

Zie ook 1 Petrus 5: 1-6 waar Petrus zegt tot de ‘jongeren’, dat ze zich moeten onderwerpen aan de ‘oudsten’, die de leiding hebben in de gemeente.

Toch moeten gemeente leiders ook niet heersen
Ondanks dat er geen democratie is in de gemeente van de Heer, moeten leiders toch ook niet heerszuchtig willen zijn, maar dienend. Leiders horen de gemeente zodanig te dienen dat de leden van de gemeente in Gods bestemming komt. Dat betekent dat leiders niet over anderen als een koning mogen heersen en alle gezag naar zich moeten trekken. Vóór de oproep van Petrus aan de jongeren tot onderwerping, besteedt Petrus vier verzen aan een oproep aan de oudsten. Hij zegt onder meer dat zij goed toezicht moeten houden, en de ‘kudde van de Heer’, vrijwillig en niet gedwongen moeten leiden. Ook zegt Petrus dat hun dienen niet mag zijn in schandelijke winzucht, d.i. eigen belang voorop zetten en evenmin door heerszucht. En hij zegt dat de oudsten de overige gelovigen in hun leven een voorbeeld ter navolging moeten geven. Dit houdt in dat de oudsten de gemeente moeten voorleven wat nederigheid en dienen is. Dit betekent tevens dat een leider die zelf geen houding van nederigheid en dienen heeft, niet hoeft te verwachten dat de leden zich wel aan hem zullen onderwerpen.

Dominant of manipulerend leiderschap ontstaat wanneer leiders hun eigen belang laten gelden boven het belang van de mensen aan wie zij leiding geven. Geestelijke leiders moeten op de eerste plaats GEESTELIJKE leiders zijn, dus vol zijn van Gods Geest en zich door Hem laten leiden. Pas dan zijn ze in staat de gemeente te leiden.

Kenmerken en verschillen van leiderschap in de gemeenten:
Heerzuchtig leiderschap
1. Er wordt door de leiding voortdurend en langdurig beslag gelegd op de tijd en energie van de leden, zodat er geen ruimte is voor het gezin.
2. Wanneer leiders de leden vooral beschouwen als hulpjes, die de leiders moeten ondersteunen, om ze vervolgens voor van alles te gebruiken.
3. Leiders die zich snel bedreigd voelen door leden met bepaalde talenten en hen liever aan de kant schuiven i.p.v. hen te bevestigen.
4. Leiders die er voor zorgen dat gemeente leden niet leren om zelf geestelijke autoriteit in hun leven te ontwikkelen, zodat ze afhankelijk blijven van profetieën en zegeningen van leiders.
5. Leiders die niet open staan voor waarschuwingen of correctie van ‘gewone’ leden, ook al komen die voort uit een zuiver hart en met een geest van onderscheiding.
6. Leiders die zich vergaand en ongepast in de persoonlijke levenssfeer van de leden mengen.
7. Leiders die door een grote nadruk op status, titel, onbereikbaar zijn voor ‘gewone’ gemeente leden.

Dienend leiderschap
1. Een leider moet de gemeenteleden stimuleren om de juiste balans te vinden. De thuis situatie mag nooit ten koste gaan van het werk voor de Heer.
2. Leiders moeten er alles aan doen dat de leden toegerust worden om zelf vanuit Gods kracht te dienen,(Efeze 4:11-15) en ze niet gebruiken voor eigen belang.
3. Leiders moeten delegeren en anderen stimuleren hun talenten zoveel mogelijk te ontwikkelen. We moeten juist ruimte maken voor anderen.
4. Leiders moeten erop gericht zijn dat leden van de gemeente geestelijk groeien naar volwassenheid. Een volwassen kind van God heeft zelf een relatie met de Heer en ervaart zelf aanwijzingen van de Heer.
5. Leiders behoren ook niet bevreesd te zijn om hun zwakheid te tonen en correctie te aanvaarden. Daarin moeten ze juist een voorbeeld zijn, wat anderen kunnen navolgen.
6. Leiders die beseffen dat iedereen uiteindelijk voor zichzelf verantwoordelijk is t.a.v. God. Leiders hebben het recht niet anderen te controleren.
7. Leiders die vooral naast de leden van de gemeente staan. Bereikbaar en benaderbaar voor iedereen.

Tot slot
Een evangelie gemeente behoort niet een soort ministaat of bedrijf te zijn. De hiërarchie in de gemeente is niet als tussen directeuren en ondergeschikten. Geestelijk leiders moeten vooral tussen de mensen staan en niet over hen willen heersen.