Door Roel S.F. Abspoel
Ontstaan van de geschriften
Nadat de apostelen de grote opdracht hadden ontvangen begonnen ze het goede nieuws te verkondigen in Israël en later in de rest van de wereld. In de begin periode was er niet meer nodig dan de getuigenissen van de apostelen; ze waren immers ooggetuige geweest van de gebeurtenissen. Naarmate de tijd verstreek werd het belangrijker om hun getuigenissen op schrift te stellen, want hierdoor zou er in de loop van de tijd minder verloren gaan van de boodschap en was het tevens mogelijk om deze informatie in goede vorm te behouden voor de plaatselijke gemeentes. Daarnaast ontstond de noodzaak om schriftelijk de gemeentes aan te spreken aangaande leerstellingen en disputen. Zo ontstonden de evangeliën en de brieven die we kennen als het nieuwe testament. Communicatie in die tijd was logischerwijs minder makkelijk als tegenwoordig, je kon elkaar niet even bellen of e-mailen en daardoor ontstond de noodzaak om de teksten (handmatig) te kopiëren en door te geven. Hierdoor ontstonden in de loop der tijd collecties van geschriften. De ene gemeente had het evangelie van Markus en enkele brieven, de andere gemeente had het evangelie van Lucas en een deel van Markus en enkele brieven. Bekend is dat er veel documenten en kopieën in omloop waren en dat er daardoor twistpunten ontstonden over welke documenten betrouwbaar waren en welke niet.
Ontstaan van de canon
Hierdoor ontstond de noodzaak om tot overeenstemming te komen over wat betrouwbaar is en wat niet. Uiteindelijk leidde dit tot de opstelling van de canon van het nieuwe testament. Al in de 2e eeuw werd deze vastgesteld en deze verschilde niet veel van de uiteindelijke canon die in de 4e eeuw werd bekrachtigd. De evangeliën en brieven die ook vandaag nog in onze Bijbel te vinden zijn werden toen als betrouwbaar en authentiek aangewezen. Hoewel de overige geschriften dus niet per definitie vals hoeven te zijn, kan de authenticiteit ervan niet definitief worden bewezen en is er voor gekozen deze buiten de canon te houden. Sommige Bijbelvertalingen er echter voor gekozen enkele van deze toch op te nemen onder de noemer ‘Apocriefe boeken’.
Verschillen in de teksten
Door de eeuwen heen zijn de boeken dus (met de hand) gekopieerd en doorgegeven. Dit was noodzakelijk, ten eerste vanwege de verspreiding van de boeken, maar ook omdat de (handgeschreven) boeken simpelweg versleten. Het papyrus, velijn, perkament en niet te vergeten de gebruikte inkt waren natuurlijke producten die ook aan natuurlijk verval bloot stonden. In de loop der eeuwen zijn er dus grote hoeveelheden kopieën gemaakt. Dit blijkt ook uit de enorme hoeveelheid documenten en fragmenten die er zijn teruggevonden. (zo’n 5.800 Griekse, 10.000 Latijnse en 9.300 in andere talen.) Soms hele boeken, soms slechts snippers met 1 tekst. Omdat in de eerste 1000 jaar er geen boekdrukmogelijkheden waren werd alles met de hand gekopieerd. Dit proces gaf mogelijkheden tot fouten en manipulaties (zowel per ongeluk als bewust).
Grondteksten
Om tot een complete Bijbel te komen moet er vanuit al deze documenten een ‘grondtekst’ geformuleerd worden. Deze teksten zijn de uiteindelijke bron waarop een moderne vertaling wordt gebaseerd. Hiervoor worden de (op dat moment bekende) documenten bestudeerd, samengevoegd en beoordeeld. (sommige teksten zijn immers slechts kleine fragmenten en sommige teksten wijken af van andere.) Omdat er elk jaar wel nieuwe documenten gevonden worden, wordt de grondtekst voortdurend bijgesteld. Elke Bijbelvertaling is dus gebaseerd op een specifieke editie van een specifieke grondtekst. (Bijvoorbeeld: de NBG 1951 is gebaseerd op het Novum Testamentum Graece, 17e editie. Momenteel is deze grondtekst aan zijn 27e editie toe.)
De volgende grondteksten worden (onder andere) onderkend:
Textus Receptus
Deze grondtekst steunt met name op de byzantijnse teksten, maar ook op de Vulgata. Onze Statenvertaling en Herziene Statenvertaling is hierop gebaseerd, evenals de Amerikaanse King James Version. Deze tekst is voor het laatst in de 17e eeuw bijgewerkt.
Novum Testamentum Graece (Nestle-Aland edities)
Deze grondtekst maakt gebruik van alle teksten tot aan het begin van de 4e eeuw. Daarnaast zijn hierbinnen ook de Alexandrijnse teksten opgenomen. Onze NBG, NBV, Naardense Bijbel en de Bijbel in gewone taal is hierop gebaseerd. De Nestle-Aland edities worden nog steeds bijgewerkt aan de hand van nieuwe ontdekkingen en ontwikkelingen. De Textus Receptus is tot in de 18e eeuw als onbetwist gezaghebbend beschouwd maar wordt tegenwoordig (vanwege de in de Novum Testamentum Graece gebruikte tekstkritieken en aanscherpingen) beschouwd als achterhaald en inaccuraat. Echter vanwege de lange traditie en tekstuele bekendheid zijn deze vertalingen nog steeds populair.
Soorten vertalingen
Als er een grondtekst gekozen is, dan is de volgende stap het kiezen van de soort vertaling die gemaakt gaat worden. Er zijn ruwweg 3 soorten:
De concordante vertaling
Deze vertaling probeert een zo letterlijk mogelijke vertaling te zijn van de gebruikte grondtekst. De afweging tussen leesbaarheid, begrijpelijkheid en letterlijkheid is hierbij van belang. De (herziene) Statenvertaling en in extreme vorm de Naardense Bijbel zijn hiervan voorbeelden.
Dynamische vertalingen
Deze vertaalmethode probeert de intentie van de tekst zo dicht mogelijk te naderen in de huidige taal. Goedlopende en begrijpelijke zinnen zijn hierbij van belang. De Nieuwe Bijbelvertaling, NBG en Willibrord vertaling zijn voorbeelden.
Geparafraseerde vertalingen
Technisch gezien is dit geen vertaling maar een interpretatie. Het overbrengen van de boodschap van de grondtekst wordt hiermee beoogd. Het Boek is hiervan een voorbeeld.
Het is onjuist om te stellen dat de één beter is als de ander omdat alle drie een ander doel voor ogen hebben.