Door Koert Koster
De man in dit gedeelte wandelt niet in de raad der goddelozen. In zijn handel en wandel wil deze man voortreffelijk en godvruchtig zijn. Godvrezend zoals Job en wijkend van het kwaad. Het is de man die weet dat de weg van de goddelozen zal vergaan ook al lijkt die weg recht. Deze zalige man ontwijkt die zogenaamde rechte weg en kiest voor de smalle weg. Gaat langszij. Kiest de rechte weg van God. Hij zoekt in zijn weg de wil van de Heer en vermijdt de leer of raad van de goddelozen.
In deze psalm komen leven en leer beide ter sprake. Het leven van de zalige man brengt hem niet in de raad of misschien zelfs de Hoge Raad van goddelozen. Die zogenaamd ‘recht spreken’ maar ‘kwaad doen’ en krom praten wat recht is, vice versa. Zoals de Joodse raad in het Nieuwe Testament de Rechtvaardige bij uitstek veroordeelde en liet doden. Daar eindigt alle recht van een mens.
Deze man staat niet op de weg van zondaars. De levenswijze van de zalige is niet overeenkomstig die van de zondaar. Daar laat hij zich niet mee in en houdt hij zich niet op. Het is niet de ‘place to be’. In dat woordje ‘staat’ zit iets van vastigheid. Als je staat, houd je je ergens op en mee in. De beweging is eruit. Eerst wandelt hij (niet), nu staat hij (niet), hierna kunnen we lezen dat hij (niet) zit. Het zou met deze rechtvaardige van kwaad tot erger kunnen gaan, maar hij doet het niet. Is standvastig, niet wankelmoedig, vasthoudend aan zijn principes en geloof. Zo wil hij zijn. En niet anders.
De man van psalm 1 is de ideale man…