Door Arie-Jan Mulder
Terwijl ik zo zit te praten met deze vriendelijke vrouw, moet ik onwillekeurig denken aan wat ik pas op Facebook las. Daar had iemand een post geplaatst over ‘Pools tuig dat onze banen inpikt, terwijl echte mensen zonder werk komen te zitten’. Verder ging het over ‘dat vieze aso tuig’ in Den Haag en ‘fascisten in Brussel’. Wonderlijk genoeg was deze hatelijke post op Facebook van een lieve christen-zuster. Meestal zet zij mooie en bemoedigende dingen op Facebook, maar nu lees ik dus dat voor haar Polen geen echte mensen zijn en dat de overheid in Den Haag aso tuig is. Toch weet zij vast wel dat God alle mensen liefheeft en dat we voor de overheid moeten bidden. Hoe kan het dan dat een anders zo liefdevolle zuster ineens in haat terecht komt? Hoe komt het überhaupt dat christenen, aanhangers van een evangelie dat puur op liefde gericht is, soms zoveel ongecontroleerde boosheid en haat kunnen vertonen?
In de behandelkamer is de tandtechnica intussen nog vol aandacht bezig met mijn gedeeltelijke prothese. Ik zit beurtelings met mijn mond vol tanden en half leeg, maar ik klets gewoon lekker door over van alles en nog wat. Of ze gelovig is? Ja hoor, rooms-katholiek, en ze heeft haar zoontje ook laten dopen. Maar ze komt niet in een kerk. Haar beste vriendin wel, die komt in een kerk waar gedanst wordt, vertelt ze. Dat vindt ze wel bijzonder.
Ik nodig haar uit om een keer naar onze kerk te komen, op zondagochtend om 10.30 uur in het plaatselijke popcentrum. ‘Wat is dat voor een kerk?’ ‘We houden van God en we proberen van de mensen te houden’, zeg ik. ‘Oh’, zegt ze heel nuchter, ‘dat is nog niet altijd makkelijk!’ Ik ben het helemaal met haar eens. Soms moet je echt erg je best doen om van een ander te houden, en om er voor te kiezen om het goede te willen voor die ander.
Daar komt ze weer met mijn onderprothese: ‘nog even passen, tanden op elkaar en goed doorbijten’, zegt ze. Dat doe ik, en het lijkt er op dat alles nu helemaal goed zit. Maar nee hoor, ze vind nog een miniem detail dat verbeterd kan worden en daar gaat ze weer met haar apparaten aan de slag.
Dat is toch wel grappig, wat ze daarnet tegen mij zei: ‘… tanden op elkaar en goed doorbijten’. Dat zou zo maar een titel kunnen zijn voor mijn volgende preek. Als christenen laten we ons wel eens te makkelijk meeslepen door onze en andermans gevoelens, en zelfs door misplaatste onderbuikgevoelens naar andere bevolkingsgroepen. God en mensen liefhebben, onze grote opdracht, gaat echt niet altijd vanzelf. Dat is iets waar we telkens opnieuw bewust de tanden in moeten zetten. Doorbijten en liefhebben, zogezegd!
Uiteindelijk mag ik uit de tandartsstoel opstaan. Mijn vriendelijke Roemeense behandelaar is pas tevreden als ik helemaal tevreden ben, en dat ben ik. En als ze zich niet verslaapt, komt ze zondag met haar zoontje naar de kerk, zegt ze bij het afscheid. Ik loop naar buiten en ik glimlach met mijn mooie plastic tanden naar de zon.