In Christus zijn wij volmaakt. God ziet ons in Christus als volmaakt, geheiligd, gereinigd en genezen. Dat vond ik altijd moeilijk te begrijpen. Ik maakte immers nog zoveel fouten. Ik zondigde nog zoveel. Ik was alles behalve volmaakt. Ik probeerde mezelf er een beeld van te vormen.
Dat leek hierop: In muziekwinkels heb je van die kartonnen borden met daarop een foto van een artiest. Ik stelde mezelf altijd voor dat ik achter Jezus stond alsof Hij zo’n bord was en dat als God mijn kant op keek, Hij alleen het beeltenis van Jezus zag en daardoor niet mij met al mijn fouten, gebreken en ziektes. (Ja, ziektes horen ook in dat rijtje, want onder het Oud Testament mocht iemand met een ziekte niet voor God verschijnen. Zo iemand was dan onrein.) Met andere woorden, Ik was nog wel onheilig en onrein, maar God kon dat niet zien, omdat Jezus ervoor stond en God zag alleen Jezus als Hij mij wilde zien. Hij zag niet hoe onvolmaakt ik nog was.
Maar hoe ga ik dan naar de hemel? Is dat dan niet zoiets als het Trojaanse Paard? Verstopt in Christus sta ik voor de hemelpoort en als God die poort opendoet, ziet Hij alleen Jezus, laat Jezus binnen en dan komt de onthulling: Ik blijk erin te zitten. Ik, vol van zonde, ziekte en onreinheid. Wat zal God schrikken als Hij mij ziet! Ik ben zo walgelijk vol gebreken dat Hij maar amper naar mij kan kijken. Ik kon het wel eens benauwd krijgen bij het idee. Maar als dit zo is, hebben we wel een theologisch probleem. In de hemel kunnen geen zondaren zijn. Dus ik kan niet als zondaar voor Hem staan in de hemel. Ik kan alleen helemaal volmaakt voor Hem staan in de hemel. En dat is wat Jezus bewerkt heeft. In Jesaja 53 staat: ‘Voorwaar, onze ziekten heeft Hij op zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wij hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.’
Door de overtreding van Adam is de aarde onder een vloek gekomen en wij hebben Adams verdorven aard geërfd. Daarmee konden wij niet anders dan ook zondigen en dus verdienden wij de dood. Door wat wij zelf allemaal fout hebben gedaan, waren wij allemaal vuil, zondig, onrein, onheilig en ziek. God wist dat wij zo niet bij Hem konden komen, maar Hij verlangde wel naar een relatie met ons. Toen heeft Hij dat probleem Zelf maar opgelost. Hij is Zelf mens geworden en heeft al onze zonden en de gevolgen daarvan letterlijk zelf gedragen. Hij is voor ons een vloek geworden. Met iedere striem sloeg God onze zonden, onze ziektes, ons leed en onze tekorten op het lichaam van Jezus. Ieder gevolg van iedere zonde werd letterlijk van ons afgehaald en op Jezus geslagen. Hij heeft dit niet alleen gedaan voor de zonden die wij in het verleden hebben gedaan, maar ook voor de zonden die wij nog gaan doen. Er is geen één zonde die Jezus niet gedragen heeft. Nu zijn wij helemaal schoon, helemaal gereinigd, helemaal geheiligd, helemaal genezen, helemaal volmaakt. Nu zijn wij rechtvaardig genoeg om tot God te naderen en weer in relatie met Hem te kunnen komen. Jezus heeft de weg vrijgemaakt. Hij heeft ons volmaakt gemaakt. Zo ver als het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze zonden van ons gedaan. Hoeveel fouten wij ook nog maken in de toekomst, Jezus heeft die al van ons genomen. Het zal onze volmaakte status niet meer in de weg staan. Jezus heeft meer dan voldoende betaald. Hoe groot onze zonde ook is, het offer van Jezus is altijd groter.
Onze status is ‘volmaakt.’ Als wij voor God verschijnen, ziet Hij ons, heilig en rein, zonder vlek of rimpel. Hij ziet ons als Jezus, en wil ons zo aannemen. Jezus is dus geen Trojaans Paard, die ons als zondaars bij de Vader brengt. Jezus brengt ons volmaakt bij Zijn Vader. Ik kan opgelucht ademhalen. Ik ben volmaakt! (Kol.2:10) En niks van wat ik nog fout doe, haalt daar iets van af.
Tekst: Rineke Peterson