Door Arie-Jan Mulder
Terwijl ik sta te wachten, en van een afstand naar ze kijk, raak ik in gesprek met een man naast me. Hij zwaait zijn dochter uit, die ook naar Israël gaat. Het is een groepsreis, vertelt hij, van een christelijke organisatie. En terwijl we daar bij het hek staan, onder het spiedend oog van militairen, en met duizenden mensen om ons heen, vertelt hij verder. Een tiental jaren geleden is zijn zoon overleden. Nu heeft hij alleen zijn dochter nog. En een aantal jaren daarna is hij van zijn vrouw gescheiden, maar ze gaan nog wel goed met elkaar om. En dan is er nog veel meer, maar dat vertelt hij nu maar niet.
Geloof
We praten een poosje door over het verlies van zijn zoon, en ik vraag hem of hij steun heeft ervaren aan zijn geloof, bij dat grote verdriet. Hij kijkt me nadenkend aan, en zegt dat hij wel katholiek is opgevoed, maar het geloof betekent niet zoveel voor hem. Zijn vrouw en dochter, daarentegen, hebben in de afgelopen tijd wel iets met het geloof gekregen. Hij kan wel zien dat ze daar veel aan hebben, maar voor hem blijft het toch moeilijk te pakken. Ze hebben zich ook laten dopen, en daar is hij bij geweest. Hij vond dat wel mooi, maar het raakt hem niet echt persoonlijk.
We staan een ogenblik zwijgend naast elkaar. Ik zwaai nog eens naar mijn dochters, achter het hek, in de rij voor de balie. En ik bid om wijsheid, en herinner mij dat ik kort geleden heb gebeden om weer wat vaker met mensen over Jezus te praten.
Niet anoniem
Ik kijk mijn onbekende buurman aan, en zeg hem dat ik het bijzonder vind dat hij zijn persoonlijke leven zo met mij deelt. Dan wil ik ook niet anoniem blijven, zeg ik, maar hem ook iets van mijzelf vertellen. En ik zeg dat het echt waar is, dat evangelie, en dat ik dat persoonlijk heb mogen meemaken. Ik vertel hem dat ik bijna tien jaar lang verslaafd was aan drugs. Op een keer was ik zelfs bijna dood, door het eten van een dodelijk gif. Maar toen ik toch wakker werd in het ziekenhuis, besefte ik: God bestaat echt. Maar ik was zo dom, en zo verslaafd, dat ik nog twee jaar doorknoeide voor ik mij echt bekeerde. En toen ik mij eindelijk bekeerde, vroeg ik aan Jezus ook om bevrijding van mijn verslaving. En dat gaf Hij. Zo ingrijpend zelfs, dat de drugs niet eens meer werkten, toen ik het met mijn stomme kop toch nog een laatste keer probeerde.
Wonder
Mijn gesprekspartner kijkt me verbaasd aan. Dat is wel een wonder, zegt hij. Ja, zeg ik, letterlijk een Godswonder, en dat besef je pas als je ziet hoeveel moeite mensen hebben om van hun verslaving af te komen.
Mijn buurman lijkt getroffen door wat ik vertel, en vraagt erover door. En terwijl we zo staan te praten, zie ik dat mijn dochters na het inchecken terugkomen naar het openbare deel van de vertrekhal. Ze hebben blijkbaar nog wat tijd over, voordat ze zich weer moeten melden. Als ze bij ons komen, stel ik ze voor aan mijn buurman. We ronden ons gesprek af, en nemen hartelijk afscheid. We hebben maar een half uur met elkaar gepraat, we kennen zelfs elkaars naam niet, maar we hebben ons leven voor elkaar opengelegd. Ik hoop maar dat hij in mijn verhaal iets heeft kunnen zien van de kracht en de liefde van God.
Aardbeienvlaai
Met mijn dochters ga ik nog even iets drinken. Koffie verkeerd, en een aardbeienvlaaitje erbij. Ik kijk naar ze en ik geniet. Geniet van twee heerlijke, gelovige dochters, die samen op reis gaan naar Israël. En geniet van de gelegenheid om iets te mogen vertellen van Gods grote daden in mijn leven. Zomaar, aan een onbekende, in de vertrekhal van een vliegveld vol mensen.
En dat aardbeienvlaaitje smaakt trouwens ook uitstekend …..