Vijgenbladeren

0
207
In Lukas 19 lezen we een gebeurtenis die plaatsvindt terwijl Jezus op weg is naar Jeruzalem om daar als een offer geslacht te worden voor de wereld: Jezus ging Jericho in en trok door de stad. Er was daar een man die Zacheüs heette, een rijke hoofdtollenaar. Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer hij voorbijkwam. Toen Jezus daar langskwam, keek hij naar boven en zei: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.’

Een tollenaar is iemand die belastingen ophaalt voor de Romeinen, voor de bezettende macht. Zacheüs als hoofdtollenaar leeft in een valse wereld van corruptie en zelfverrijking. Hij wordt gehaat door zijn medeburgers die hem kennen als een erge zondaar, met wie vrome mensen niet vrijwillig omgaan.
En deze zondaar wordt door Jezus uit de vijgenboom geroepen waarin hij een plekje voor zichzelf heeft gezocht. Wat een bijzonder beeld! Jezus is op weg om zijn koninkrijk te grondvesten, om het verloren paradijs te herwinnen. En vlak voordat dat gaat gebeuren, roept hij de ultieme plaatselijke zondaar van achter de vijgenbladeren tevoorschijn. Een zondaar achter vijgenbladeren … waar hebben we dat eerder gehoord? Dat is helemaal in het begin van de bijbel. Want direct nadat Adam en Eva gezwicht zijn voor de zonde, … gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. Toen de mens en zijn vrouw God, de HEER, in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor hem tussen de bomen. Maar God, de HEER, riep de mens: ‘Waar ben je?’ (Gen. 3:7-9)

Bedekken
De mens voelt zich na de zondeval naakt en probeert zich te bedekken met vijgenbladeren. Voor de zondeval voelde de mens zich veilig en in alle opzichten in zijn element. Nu voelt hij zich niet veilig meer. De ander is een bedreiging geworden. En tegen die dreiging wapent de mens zich met vijgenbladeren, en al snel met wapens, met muren en met alle mogelijke middelen om de ander onder controle te houden. Zo zijn de vijgenbladeren in het paradijs een symbool van angst en machteloosheid, en van overleven in bedreigende omstandigheden.
En uiteraard zijn die vijgenbladeren maar een tijdelijke oplossing. De bladeren zullen verwelken. En de mens moet telkens weer op zoek naar nieuwe vijgenbladeren. En zo is het nog steeds. Er is niets dat een blijvende oplossing biedt voor de onmacht van de mens. Geen vijgenbladeren, geen wapens, geen ideologieën, geen enkel middel dat de mensen hebben ontwikkeld biedt een blijvende oplossing voor onze fundamentele onveiligheid.

Opzoeken
Meteen na het ontstaan van deze schijnbaar uitzichtloze situatie komt God de mens opzoeken in zijn bedorven paradijs. Maar de mens ervaart nu zelfs God als een bedreiging en hij verstopt zich. Maar God roept de mens tevoorschijn van tussen de vijgenbomen en van achter zijn vijgenbladeren: ‘Adam, waar ben je?’
Direct daarna lezen we dat hij de mensen zelfs helpt met een meer blijvende bedekking: God, de HEER, maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan (Gen. 3:21). Zulke kleding is zeker houdbaarder dan een schort van boombladeren, maar het laat tegelijk ook zien dat er nog geen definitieve oplossing is. De angst zal bij de mens blijven, ook al komt God hem tegemoet met praktische hulp. En om de mens te helpen doet God zelfs zichzelf pijn, zou je kunnen zeggen. Hij offert namelijk een dier op om de mens te kunnen kleden met de huid. Maar die dieren waren niet bedoeld voor slacht of consumptie. Een onschuldig dier moet sterven ten behoeve van de mens.

Diepe boodschap
En net zoals God in het aangetaste paradijs Adam tevoorschijn roept, zo staat Jezus nu ook bij een vijgenboom en roept hij een zondaar bij zijn naam tevoorschijn van achter de vijgenbladeren. Wat een dramatisch moment en wat een universeel beeld. Niet alleen Zacheüs wordt hier tevoorschijn geroepen, maar dit is een roep van God die uitgaat naar de hele mensheid. Jezus is op weg naar zijn lijden in Jeruzalem en dit is wat hij doet: de mens tevoorschijn roepen vanachter zijn angsten en afweer vandaan. En om die mens te redden zal er weer onschuldig bloed vloeien, net als in Genesis. Maar deze keer is het geen dier dat ten offer valt aan de redding van de mens, maar Jezus zelf, die met dit doel door Jericho trekt, op weg naar Jeruzalem. Wat een diepe boodschap vinden we hier in het verhaal van Zacheüs.

Dit is een deel van een hoofdstuk uit het nieuwe boek van Arie-Jan Mulder ‘De Jezus manier; niet wijzen maar wenken’ Te koop in de boekwinkel en op www.delepelaar.org, ook als ebook.