De aan het brein van Darwin ontsproten evolutieleer en vervolgens alom omarmd door de seculiere wetenschap, drong de laatste decennia ook door tot christelijke kring, waar – na de vrijzinnigen – ook veel orthodoxen Sola Scriptura loslieten. Terwijl men zich enerzijds Bijbelgetrouw noemt, gelooft men anderzijds in een door God geleid ontstaan van mens en dier uit een oerknal.
“Hoe betrouwbaar is dan nog de oplossing die de Bijbel vermeldt voor de gevolgen van de zondeval: Het verlossingswerk van Christus, Zijn lijden, sterven, opstanding, hemelvaart en wederkomst?” vraag Noorlander zich af. Theïstische evolutionisten leggen volgens hem de Bijbelse verklaring van de historiciteit van tal van personen (zoals Adam, Abel, Henoch en Noach) naast zich neer en geven de evolutieleer het hoogste gezag. De schepping duurde volgens volgelingen daarvan niet zes dagen maar miljarden jaren, waardoor men op enorme theologische complicaties stuit. Aapmensen moeten een generatie mensen hebben voortgebracht. Die complicaties zijn er niet als men Genesis 1 tot 3 historisch betrouwbaar acht.
Wetenschap is volgens Noorlander lang niet altijd neutraal, maar vaak heeft men van tevoren al uitgangspunten. “Zo wordt in de evolutiebiologie gebruik gemaakt van naturalistische vooronderstellingen, waardoor het in deze tak van wetenschap onmogelijk is een Schepper te vinden.” Een argument om evolutie te omarmen, is ook dat afwijzen ervan vervolging kan betekenen.
Overigens is ontkennen van fundamentele christelijke waarheden wel voorspeld in de brief aan Laodicea (Openbaring 3), meent de auteur. “Deze brief bevat waarschuwingen aan de gemeente die leeft in de tijd voorafgaand aan de opname van de Gemeente. Christus zegt in de aanhef dat Hij de Schepper is en juist dát wordt door evolutionisten heel erg gemarginaliseerd.”
Theïstisch evolutionisme is de Heer niet welgevallig, zegt de auteur. “En niet te combineren met Bijbelgetrouw, orthodox christendom.”