Hebreeën 3, 1-6

0
429

Eerst maar even verband leggen met het voorgaande.
Jezus is in alles Zijn broeders gelijk geworden, zodat hij een getrouw Hogepriester zou kunnen worden om iedereen die verzocht wordt enz. te hulp te komen; Jezus heeft eveneens in verzoekingen geleden.
In de verzen die voor ons liggen wordt een vergelijking gemaakt tussen Jezus en Mozes.
Deze vergelijking wordt nu behandeld. Even dit het is nog ver weg, maar pak er even bij Hb. 4, 14f. Daar geeft de schrijver al een aanzet voor het thema van de brief; het werk van Jezus als Hogepriester in vergelijk met de dienst van het schaduwverbond! Ook gloort de geweldige uiteenzetting uit Hb. 7 al waar Jezus wordt vergeleken met Mechizedek en een eeuwig priesterschap wordt beschreven dat niet meer op anderen overgaat; Jezus als eeuwige hogepriester vervangt/vervult het levitische systeem. Maar first things first! Bij het begin beginnen.

Merk op hoe Jezus wordt beschreven, Hij is de apostel en Hogepriester van onze belijdenis! Sla maar eens op 1 Tim. 6, 13 waar Paulus zegt dat Jezus in het aangezicht van de dood de goede belijdenis heeft vast gehouden en beleden; zie Joh.18,37; 19,11. Jezus wordt vergeleken met Mozes (als profeet) zoals Mozes al profeteert dat deze profeet zal komen en dan al oproept om te luisteren/ te horen ( zie vers 2-4)!
As Hogepriester wordt Hij vergeleken met Aäron (zie Hb. 5, 4).
In de verzen welke nu aan de orde zijn wordt Jezus en zijn dienstwerk vergeleken met Mozes en zijn dienstwerk. Het gaat om de trouw van hun beide aan de roeping waarmee God hen heeft aangesteld. De tekst zegt al dat de uitkomst van de vergelijking Jezus de meerdere maakt; Hij is immers meer aanzien waardig. Nog een opmerking vooraf de NBG gebruikt in het 3e en 4e vers het woord bouwmeester maar letterlijk staat er “… hij die gebouwd heeft.”
Dan nu de uitleg en we moeten beginnen bij het 3e vers daar laat de NBG weten “…als de bouwmeester meer eer geniet dan het huis.” Deze weergave zet ons als lezer helaas op het verkeerde been. Wanneer wij de tekst op deze wijze lezen: “Jezus kreeg, meer aanzien dan Mozes, omdat de bouwer mee eer geniet dan het huis”. Hier wordt Jezus als bouwer bestempeld en Mozes het huis. Mozes is echter niet het huis maar de huisknecht lees vers 5 maar.

Ik laat nu vers 3-6 in een andere vertaling volgen (Holwerda Hebreeën Kok Kampen 2003):
“Hij is immers meer aanzien waardig gekeurd dan Mozes, naarmate van zijn huis Hij die het liet bouwen, meer eer geniet. Bij elk huis is er namelijk iemand die de bouw ervan uitvoert, maar God is het die van alle bouw de plannen ontwerpt. Mozes was wel trouw in heel zijn huis als dienaar (Num. 12,7), namelijk om door te geven wat God hem zou zeggen, maar Christus als Zoon over zijn huis. En dat huis zijn wij. Als wij dan ook maar vrijuit blijven spreken en hoog blijven opgeven van onze hoop.”

Het gaat in het bouwen niet om meer eer dan het huis, maar (let op) om meer eer van het huis!
Mozes zowel als Jezus bouwen voor God de bouwmeester welke de plannen heeft uitgereikt een Tabernakel/tempel/huis. Mozes bouwt de tent in de woestijn en hij doet dit precies volgens voorschrift (Hb. 8, 1.5.6; Hb. 9 en 10). Hij volgt een een afbeelding zoals de hemel er lijkt uit te zien. Mozes bouwt een tent gebruikt voor de dienst van de schaduwen. De ons bekende tabernakel welke 40 jaar de hele woestijnreis is meegezeuld. Mozes is a.h.w., een huisknecht geweest en door Hem heeft God tot de vaderen gesproken.

Heeft God als bouwmeester voor zijn Zoon ook een bouwplan? We zullen een uitstapje moeten maken naar een vers uit de Romeinenbrief; Rm. 15, 7-9. Christus heeft ons gelovigen van de nieuwe bedeling aanvaard tot glorie van God. Christus is omwille van ons een dienaar van de besnedenen geweest, om de beloften welke God aan de vaderen heeft gedaan te bevestigen. Het doel hiervan is, dat de heiligen omwille van deze geweldige genade, God gaan verheerlijken. God bouwt opnieuw een huis en dat huis wordt uiteindelijke getoond als het nieuw Jeruzalem de bruid van Christus, waar Heiden en joden de bruid gaan vormen; een bruid welke nu al wordt gevormd want God zelf bouwt het nieuw Jeruzalem met levende stenen; zoals Petrus dit al uitdrukt.
Er wordt niet een letterlijke tempel gebouwd zoals bijv. Salomo en later ook Herodus hebben neergezet. Integendeel de gemeente wordt als tempel aangemerkt; zie ook Efeze 1,12-14 want het gaat daar uiteindelijk om de heerlijkheid van God daar mag alles op uitlopen.

Een toepassing. God zelf is de bouwmeester en de ontwerper van beide bouwsels en Hij krijgt van beide bouwsels dus de eer dat is helder. Mozes heeft God verheerlijkt met zijn dienstwerk, hij sprak met God van aangezicht tot aangezicht en als hij in (zie bijv. 2 Cor.3) van de Horeb terug komt weerspiegelt Hij hemelse heerlijkheid; een sluier is nodig voor heerlijkheid die verdwijnt.
Jezus is is ook dienstbaar geweest en heeft in het hemels heiligdom een eeuwige verzoening tot stand gebracht. Geen tijdelijke naar een eeuwige verzoening tot lof en heerlijkheid van God de Vader. Johannes ziet de Here Jezus lopen tussen de gouden kandelaren en als Hij Jezus ontmoet in een visioen valt hij als schijndood aan zijn voeten, overweldigd door deze heerlijkheid.
Het nu niet meer zo moeilijk om een keuze te maken welk bouwwerk de ontwerper de meeste eer geeft.
God legt vanuit zich zelf meer eer in het ontwerp van de tempel, het huis ja het nieuw Jeruzalem dat Jezus bezig is te bouwen want het bouwwerk zal zijn voltooiing naderen maar is nog niet gereed.
Hb. 3, 6 laat weten dat de gemeente het door Jezus gebouwde huis is; de gemeente is een woonstede van God in de Geest (Efeze 2, 22). Zie nog een keer de tegenstelling met het door Mozes gebouwde huis/ tent in Hb. 8, 3. Mozes bouwt deze tabernakel vanuit de blauwdruk die God hem heeft laten zien.
Het huis dat de Zoon bouwt is vele keren beter, we hebben dat al behandeld en ook de Zoon is m.b.t. Zijn positie hoger hoger dan Mozes. Merk op en laten we ons zelf de vraag stellen: dien ik de Here met dezelfde trouw als Mozes heeft gedaan? Toch is Mozes niets meer dan een “huisknecht” geweest zoals wij gelovigen ook niets meer zijn dan een dienstknecht/slaven!
Mozes (Hb. 1, 1) heeft de taak vervuld om Israël de wet door te geven. Merk op in Mt. 17 spreekt hij met Jezus samen met Elia om Jezus vooral op het hart te drukken om de lijdensweg van lijden dood en kruis te gaan; zijn in en uitgaan in Jeruzalem; zie Lk. 9,31.

Jezus triomfeerd over dood en graf en als hij uitroept het is volbracht scheurt het voorhangsel van boven naar beneden en geeft God de Vader aan dat er een levende en verse weg rechtstreeks naar God Vaderhart; lees maar eens Hb. 10, 19f.f.f.
Het m.b.t. tot de eer van de bouwwerken om de eer en glorie van God.

Het gedeelte eindigt in Hb. 3, 6 met een belofte en een vermaning.
De belofte is, wij als gemeente zijn God huis zoals in Opb. 21 het nieuw Jeruzalem geen tempel meer laat zien; God zelf is de tempel een woont in hun midden; de bruid is het nieuw Jeruzalem en is de gemeente! Hoe weten we dit vrienden lezers broeders en zusters?
Wij zijn verzegeld met de Heilige Geest der beloften ( in het OT valt de Geest op mensen die daarvoor worden uitgekozen, in het NT is elke gelovige en kandidaat; wat een heerlijkheid.
Iedereen die wedergeboren is heeft de Heilige Geest ontvangen en mag en kan meermalen vervuld worden met die Geest.

Nu de vermaning en deze werkt tegelijkertijd vertroostend.
De opdracht is helder Christus is getrouw over zijn huis als Zoon, Wij zijn Zijn huis maar dan is de opdracht houdt wat u hebt opdat niemand u kroon afneemt houdt de vrijmoedigheid vast, samen met de levende hoop.
De Hebreeën-gemeente loopt het gevaar om deze vrijmoedigheid in te ruilen voor wettische slavendienst van het Oude verbond van de schaduwen.
Nee zegt de schrijver u bent gekocht en betaald u mag zonder tussenkomst van wie dan ook zelf met de Here praten in gebed. U mag Hem ‘lastig’ vallen met alles wat u bezig houdt en u heb geen offerdier neer nodig, geen tempel en geen priester. Integendeel het offer is gebracht de zonde is verzoend, de schuld is betaald; er is nooit geen offer voor de zonde mee nodig; geeft uw vrijmoedigheid nooit prijs.

Groet en zegen
Sept 2020 drs. A. ten Napel