Hebreeën 4, 14-5,10

0
667

Hb. 4,14-16

Jezus is als Hogepriester de hemelen door gegaan. Wanneer even wordt terug gegrepen naar het beeld van de tabernakel, betekent dit, dat de Meester het heiligdom in de hemelen is binnengegaan. Hier gaat het om zijn verhoging, als Hogepriester is Jezus tot God zelf genaderd. Naar aards voorbeeld heeft Jezus zijn zoenbloed aan de Vader aangeboden in het heiligdom.
Later komt de schrijver op deze gebeurtenis terug. Deze belijdenis mag/moet door geloof worden vast gehouden. De gelovige mag constant weten dat al zijn zonden vergeven zijn; zie Col. 2,13; Rm.5,1.2. De schrijver van de brief stelt het pastoraal want ondanks dat Gods Zoon de Hogepriester is geworden en de schaduwdienst heeft vervuld, is Hij eveneens mens die meevoelt met zijn kinderen. In Hb. 2, 17.18 is al uiteen gezet, zwakheid is een menselijke eigenschap; zie Rm. 5, 19; 8, 26 en 1 Cor. 15, 43. Jezus is echter nooit in zonde gevallen en is door de Heilige Geest met Maria als basis, niet geboren met een zondige natuur maar wel als. mens, op de wereld gezet.
Christus regeert op de troon der genade; zie Hb. 8, 1. Gods kind mag alle vrijmoedigheid bezitten die nodig is; zie Hb. 10, 19-23.35. De oproep is werp deze vrijmoedigheid niet weg, houdt er aan vast. De gemeente in Jeruzalem loopt gevaar, door een terugkeer naar het Jodendom, om deze vrijmoedigheid te verliezen.

Hb. 5, 1-4

Deze verzen sluiten door het voegwoord ´want´ aan bij de vorige verzen. De volgende verzen sporen des te meer aan de vrijmoedigheid, om te naderen tot de troon van de genade, niet op te geven. Hebreeën 5 zet in met de beschrijving van Jezus als Hogepriester, steeds zoekt de schrijver van de brief een vergelijk met het OT, met de aanstelling van Aäron en zijn opvolgers. Vers 10 wijst op Mechizedek. Pas in hoofdstuk 7 wordt het thema Mechizedek verder gezet. Eerst wordt een pastorale vermaning die bestaat uit een scherpe waarschuwing er tussengevoegd.
Een hogepriester is benoemd door God en is te gelijkertijd een mens. Als hogepriester uit de mensen genomen functioneert hij ten bate van mensen in hun relatie met God. Hij draagt offers en geschenken op aan God voor begane zonden. Hij is zelf een mens behept met zonden en kan zich inleven in de zwakheden en de zonden van mensen. De schrijver van de brief aan de Hebreeën gaat uit van de functiebeschrijving vanuit het OT en dus niet vanuit de politieke vermenging van deze functie zoals deze er in de tijd van Jezus uitzag (zie Jn. 11, 47-50). Hij wordt door God, zoals ook Aäron, als hogepriester geroepen. De tekst noemt ook zonden begaan uit onwetendheid en weet dat mensen dwalen als schapen (Mt. 18, 12); maar er is ook opzettelijke zonde; zie Hb. 10, 26. Zach. 3, 1-3 tekent de hogepriester Jozua die nieuwe kleren krijgt aangemeten en een schone tulband. Ook een hogepriester die voor het volk offers brengt moet eveneens voor zichzelf en zijn gezin een offer brengen. De hogepriester mag/moet plaatsvervangende offers brengen. Het OT schrijft deze offers voor als een plicht tot verzoening. Sprekend is het vers in Exodus: “Als Ik het bloed zie, ga Ik aan u voorbij!” wanneer de verderfengel door Egypte raast.

Hb. 5, 5.6

Hebreeën 5, 5 citeert Ps. 2,7 en Hebreeën. 5, 6 citeert Ps. 110,4. Christus is door de Vader aangesteld als Hogepriester, Hij heeft Zichzelf niet verhoogd. In Zijn aardse leven heeft Jezus de Vader steeds geëerd en gehoorzaamd; Jn. 7.8.10.11. Zie ook Jn. 7,16: “Mijn onderricht is niet van Mij maar van Hem die Mij heeft gezonden.” Zach. 6, 12.13 brengt het Priesterschap en het Koningschap van Christus samen, want het kruis van Christus doet dit eigenlijk ook. Christus is overwinnaar en is als Koning naar de hemel gegaan. De beide citaten vullen elkaar aan. U bent Mijn Zoon staat er Ik heb u heden verwekt. Dit slaat niet op eeuwige generatie zoals weleens in het verleden is uitgelegd, maar gewoon op de menswording van Gods Zoon. Hij is de Eniggeboren Zoon van God de Vader.
Op deze manier kan Hij een Hogepriester worden van een andere orde, hoger en volmaakter dan die van Aäron. Een volmaakte zondeloze Hogepriester naar de orde van Mechizedek; zie ook Heb. 5, 10. Als Hogepriester zal Jezus de mensen met God verzoenen. Elke zondaar die vraagt om genade, geeft blijdschap in de hemel; zie Lk. 15, 7.10. Deze verzen nodigen uit om Jezus aan te nemen en Hem te eren. Nu blijft toch de vraag op welke manier deze citaten wijzen op Jezus als Hogepriester.
De volgende verzen lijken een antwoord te geven.

Hb. 5, 7-8

Mag ik eerst een andere vertaling voorstellen? “Tijdens Zijn leven op aarde heeft Hij onder luide kreten en tranen gebeden en smekingen opgedragen aan Hem die Hem van de dood kan redden. En – dat had men de Geëerbiedigde hóren zeggen! – Hij was nog wel dienst eigen Zoon! Desondanks heeft Hij veel geleden, en zo ervaren wat gehoorzaamheid voor Hem inhield.” Veel uitleggers willen dit vers opvatten als en verhoring van gebeden. F.F, Bruce zoekt bijv. de verhoring in het feit dat Jezus is opgestaan. Vers 7a wijst dan op het gebed en het zweten van bloed en water in Gethsémané. Nu de drinkbeker is niet weggehaald en het gebed is dus ook niet verhoord. Er is geen sprake van een gebed in Hb. 5, 7.8 maar het gaat om een getuigenis dat God geeft m.b.t. Jezus! Een woord vanuit de hemel gesproken en door drie leerlingen is opgevangen op de berg der verheerlijking. Deze verzen vervullen zoals al is opgemerkt de citaten uit Ps. 2 en 110. Jezus laat inderdaad angst zien in Gethsémané, daar begint datgene dat Jezus later in kruiswoord uitdrukt met de God verlatenheid. Een engel geeft Hem kracht. Het gaat niet om deze angst in de eerste plaats, maar het gaat erom dat de “Geëerbiedigde” Die Hem zijn eigen Zoon heeft genoemd. vanuit de hemel tot Hem spreekt( Zie p.108 f. Holwerda Hebreeën).
Holwerda verklaart:
“Het gaat er in beide gevallen over, dat God spreekt tot, en om een uitspraak met betrekking tot de betrokkene. Nu, zoals de schrijver van Hebreeën ´het woord’ van de Heer tot mijn heer: “zet u aan mijn rechterhand”, dat in Ps. 110,1 gericht werd tot de priester á la Mechizedek, vervuld ziet toen
Jezus ging zitten ter rechterzijde van de troon der Majesteit in de in de hemelen (8,1; vergelijk 1,3 slot), zo ziet hij blijkbaar het in Ps. 2 geciteerde Godswoord aan Jezus vervuld in het woord dat Petrus, Jacobus en Johannes uit Gods mond opvingen op de berg der verheerlijking (5, 7/8).”

Tijdens de hemelvaart is Ps. 110 als woord niet gehoord door de leerlingen. Het woord uit Ps. 2, tot Jezus gericht in zijn aardse leven (v.7) gesproken op de berg der verheerlijking, is wel door drie leerlingen gehoord. Nu nog een uitdrukking vraagt de aandacht. Jezus heeft gehoorzaamheid geleerd uit zijn lijden. Vaak wordt uitgelegd dat Jezus gehoorzaamheid heeft tijdens zijn leven. Het gaat hier om het aanleren van een deugd. In Filipp. 4, 11 zegt Paulus: “Ik heb geleerd genoegen te nemen….” In 1 Tim. 5, 4: “…zij moeten eerst leren aan haar eigen gezin haar plichten te vervullen.” Tit.3, 14: “…laten de onzen leren voor te gaan in goede werken.” Leren lijkt in de tekst ervaren uit te drukken. De zondeloze Jezus behoeft niet zoals de mensen te groeien in de heiliging, Hij is volmaakt heilig.
Jezus heeft in het kruislijden ervaren hoe zwaar gehoorzaamheid kan zijn.
Tot slot nog een keer de wat vrijere vertaling van Hb. 5, 7.8:
“Tijdens zijn leven op aarde heeft Hij onder luide kreten en tranen verzoeken en smeekbeden opgedragen aan Hem die Hem van de dood kon redden. En – men had de Geëerbiedigde hóren zeggen! – Hij was nog wel diens eigen Zoon! Desondanks heeft Hij veel geleden, en zo ervaren wat gehoorzaamheid voor Hem inhield.”

Hb. 5, 9-10

Nu tot slot wanneer is Jezus is Jezus een oorzaak van eeuwig heil geworden? Gangbare vertalingen veronderstellen dat Jezus eigenlijk na zijn kruislijden volmaakt wordt, maar Hij is dat toch altijd geweest? Het gaat om het woord volmaakt worden. Het gaat in de grondtekst om het woord “theleõtheis”, dat voltooien/ iets afmaken kan inhouden. Lk. 13, 32 zegt dat Jezus op de derde dag voleindigd/ voltooid/gedood wordt (“teleioun”). Opnieuw een andere vertaling en er mag als volgt worden vertaald:
“Maar door zich te laten doden heeft Hij voor allen die zich aan Hem onderwerpen, eeuwige
redding teweeg gebracht, aangesproken als Hij werd door God als ‘Hogepriester met een
aanstelling als Melchizedek had.”

Het is duidelijk Jezus heeft plaatsvervangend de straf op de zonde gedragen en in Zijn hemelvaart is Hij de hemelen doorgegaan om Zijn bloed te offeren in het hemels heiligdom, eens en voor altijd en voor eeuwig. De gelovige mag zich vrijmoedig verheugen in deze genade en is altijd welkom bij God in de hemel, dit is de inhoud van vrijmoedig naderen tot de troon van de genade.
Dit is eveneens de taak van de Hogepriester die Hij is voor ons in de hemel waarneemt.
In Hebreeën 7 wordt dit thema weer verder gezet. De volgende studie (Hb.5,11-6,8) is een pastoraal gedeelte. Dat lijkt niet zo maar het is toch zo bedoeld. De schrijver dan de brief waarschuwt voor afval, doordat de gemeente wil terugkeren naar de oude bedeling. Men wil in vredesnaam maar weer Jood worden en loop het gevaar om zo het kruis van Christus te minachten. Ook de gemeente in Galatië krijgt waarschuwing van Paulus die op hetzelfde wijzen.

Gods zegen: Drs. A. ten Napel April 2021