Hebreeën 5:11-6:12

0
374

 Hb. 5, 11-6, 3

 Christus als Hogepriester in de orde van Melchizedek en de verder behandeling ervan, wordt verschoven naar Hebreeën hoofdstuk 7. Er is veel over te zeggen maar de schrijver lijkt zich in te houden. Hij twijfelt of zijn lezers hem wel begrijpen. Hij zegt het helder en duidelijk, men is al een tijd christen en men zou in staat moeten zijn om zelf onderwijs te geven. Toch is men traag geworden in het oren, traag van begrip geworden. Dit is ernstig want het onderwijs dat de schrijver van de brief zou willen geven kan hij niet kwijt. De schrijver gebruikt, om zich duidelijk uit te drukken, een voorbeeld van een kind dat opgroeit om volwassen te worden. Een kind wordt eerst met melk gevoed, daarna steeds meer met vast voedsel, zodat melk als voedsel steeds verder naar de achtergrond verdwijnt. De lezers zouden gemeten naar de tijd dat zij Christen zijn, volwassen moeten zijn en in staat tot onder wijs geven. Vergelijk bijv. Efeze 4,14: “…opdat zij geen jonge kinderen meer zouden zijn, een en weer geslingerd door golven en meegesleurd door elke wind van leer, …” Een christen moet groeien in geloof en in het kennen van God. De Hebreeëngemeente is traag geworden in het horen en deze groei is gestopt en wat wellicht erger is, men heeft het geloof bij wijze van spreken in de achteruit gezet. Er ligt een groot gevaar op de loer, verharding, leven door het vlees, het gewoon niet meer kunnen/ wellicht wíllen begrijpen van degelijk christelijk onderwijs. U bent geworden als mensen die melk nodig hebben, opnieuw onderwezen moeten worden, die opnieuw de eerste beginselen van de christelijk leer verteld moet worden. Nogmaals zegt de schrijver jullie zouden volwassen moeten zijn maar ik vrees dat ik opnieuw bij het begin moet beginnen. Het onderscheid tussen goed en kwaad lijkt zelfs verdwenen. Vast voedsel onderwijs voor volwassen christenen wordt niet begrepen.

Laten we daar desondanks, het eerste  onderwijs voor beginnelingen, laten rusten en toch verdergaan met geloofsgroei tot volwassenheid. Het eerste onderwijs is niet aan de orde voor mensen die al jaren christen zijn wat heeft het voor zin om opnieuw te beginnen, om opnieuw een fundament te leggen? Het fundament is gelegd en er moet op worden verder gebouwd. Zie 1 Cor. 3, 10.11 “Het fundament is Jezus.” En een ander fundament door wie dan ook kan niet worden gelegd! Het heeft geen enkel nut om opnieuw over bekering te spreken, opnieuw onderwijs te geven over werken der wet (de functie van de wet), de doop, samen met met handoplegging om de Heilige Geest te ontvangen. Over de opstanding der doden en het eeuwige oordeel. De schrijver zegt dat hij dat graag doet maar dan aan de juiste personen. Deze begin-leren lijken een soort abc van het geloof en het lijkt onderwijs dat wordt gegeven aan jonge gelovigen die onderwijs krijgen om geloofsbelijdenis te doen, of zoals andere gemeenten, waar doop onderwijs wordt gegeven om de doop op grond van een belijdenis te ontvangen.

Kort de begin-leren: Hd. 2, 37.38; Hd. 16, 14.15. 30-34, bekering van dode werken/de zonden en overstappen vanuit de duisternis tot het licht en het koninkrijk van Christus. Dit wil zeggen geloof in God: Jn. 3, 16-18; De leer van dopen en handoplegging: Hd. 19.1-6. De opstanding uit de doden en het laatste oordeel: Jn.5, 26-29; Hd. 17,30.31; 1 Thess. 4, 13-18 en 1 Cor. 15, 50-52; Mt. 25, 31-45 en Opb. 20,11-15.

Hb. 6. 4-8

Dit gedeelte geeft in de gemeente, nu, veel discussie. Het gaat hier kort gezegd om de vraag kan een gelovige nog verloren gaan? Een grote groep beantwoordt deze vraag met nee volstrekt niet een gelovige is voor eeuwig in Christus geborgen. Toch zeggen anderen helaas wel, want bekering/ wedergeboorte kan niet worden herhaald. Nu laat de tekst maar voor zichzelf spreken. “Het is namelijk onmogelijk, de mensen die eenmaal verlicht zijn geworden, de hemelse gave hebben geproefd, dat is deel hebben gekregen aan de Heilige Geest, het goede woord van God hebben geproefd en de krachten van het hiernamaals, maar daarna afvallig zijn geworden, nog een keer weer nieuw leven in te blazen, zodat zij zich bekeren. Voor zichzelf kruisigen zij Gods Zoon opnieuw en slaan Hem aan de schandpaal[1].” Wanneer deze vertaling wordt aangehouden luidt het antwoord ja, een gelovige kan verloren gaan! Hij is verlicht en dat betekent de Heilige Geest heeft het hart geopend (Hd. 16,14; 26, 17.18. De Hemelse gave proeven  wil gewoon zeggen, de inwoning van de Geest ontvangen (Rm. 8, 9; Efeze 2,1). Het goede woord van God proeven (Rm. 10, 5-8 geloof ervaren). Dan tenslotte de krachten van de toekomende eeuw proeven ervaren, wat wil dit zeggen. Een moeilijke uitdrukking, wellicht wil deze wijzen op gebedsverhoring en de levende hoop op een spoedige komst van Christus welke elke christen mag koesteren. Misschien wijst de schrijver op wonderen die plaatshebben gevonden door geloof.

Nu verlichting het ontvangen van de Heilige Geest en alles wat is aangereikt, wijst ondubbelzinnig op wedergeboorte en een ervaren van en leven door de kracht van de Heilige Geest.

Dit is, zo laat de tijdsvorm in het Grieks weten, een eenmalige gave. De schrijver waarschuwt als deze helemaal door verharding in het leven van een gelovige is uitgedoofd er geen nieuwe bekering meer mogelijk is. Paulus waarschuwt de Galaten (Gal.3, 3; 5, 2.11) op dezelfde manier. In deze gemeente willen heidengemeente, Jood worden, de Hebreeëngemeente als Joden die Jezus volgen opnieuw Jood worden. Dit wil zeggen geloofsafval en als dit zo wordt voorgesteld wordt ook duidelijk dat men dan bij wijze van spreken Jezus opnieuw aan de schandpaal slaat, kruisigt. De Galaten horen Paulus zeggen “…als u zich laat besnijden zal Christus u geen nut doen.”

Dan nu nog een keer de vraag kan een gelovige nog verloren gaan en dat is het antwoord met droefheid en aarzeling ja. In een een andere brief (2 Tim. 4, 10) staat dat Demas is afgehaakt uit verlangen naar werelds geluk en in dezelfde brief staat te lezen: “Dit is een betrouwbaar woord, want als wij met Hem gestorven zijn zullen wij ook met Hem leven. Als wij volharden, zullen wij ook met Hem regeren. Als wij Hem verloochenen, zal Hij ook ons verloochenen. Als wij ontrouw zijn, blijft Hij getrouw; Hij kan zichzelf niet verloochenen (2 Tim. 2,11-12). Nog een woord uit de brief van Judas 12, er zijn mensen die 2x zijn gestorven en ontworteld. De 1e keer zijn deze met Christus gestorven en de 2x is het nieuwe leven, toch weer afgestorven.

Toch een nog een opmerking, de Bijbel vraag gelovigen uit Corinthe zich te bekeren van hun zonden, een droefheid tot God te laten zien en opnieuw de weg van het geloof te gaan, na hele grove zonde. Er is heel lang tijd om te veranderen ook voor de gelovige. God blijft getrouw.

David de man naar Gods hart bedrijft overspel en moord maar hij belijdt zijn zonde en doet boette en smeekt de Here Gods Geest niet weg te nemen en vindt ontferming en vergeving.

Gods genade is groot. Maar als iemand echt niet wil en zich verhard heeft tot het uiterste, dan gaat hij/zij al was hij/zij christen zoals beschreven is, helaas toch verloren. Wij worden in dit gedeelte opgeroepen tot gehoorzame navolging.

Hb. 6, 9-12

De schrijver heeft harde woorden doorgegeven. Hij wil graag pastoraal eindigen. Hij is echt overtuigd dat de afval welke zich aan kan dienen, in de gemeente van de Hebreeën nog niet aan de orde is. Hij kent de gemeente en weet nog zaken aan te wijzen die hem moed geven en ook wil hij de gemeente troosten. Al zijn er harde woorden gevallen, toch is de overtuigt van het feit dat hij de gemeente nog overtuigen kan van een radicaal omkeren. Hij roept hen in Hb. 10, 19 f. om in te gaan niet in een aards maar in een hemels heiligdom. Hij zegt: “Omdat wij nu volle vrijmoedigheid hebben broeders…” In volgende hoofdstukken gaat hij verder in op de belofte aan Abraham gedaan en zal hij hen bemoedigen met het uitzicht op het Nieuw Jeruzalem. Paulus zegt het in Galaten, het hemels Jeruzalem is vrij en dat is onze moeder.

De gemeente wil omwille van vervolging in vredesnaam maar weer Jood worden, het is de Jeruzalem gemeente die meer en meer gevormd wordt uit een tweede generatie gelovigen, die later door Jakobus de broer van Christus na de vervolgingen door Saulus opnieuw is georganiseerd.

Misschien is Jakobus al als martelaar gestorven dat is onbekend, maar de schrijver kent Timotheüs wel, die is vrijgelaten na gevangenschap. Misschien kent de schrijver van de brief de twee getuigen (Hb. 13, 7.17). Wellicht komen er opnieuw verdrukkingen die samengaan met de Joodse oorlog aan.

Hoe dan ook men heeft niets anders gekend dan vervolging en verdrukking en wil dan maar opgeven, Jood worden dan is de discriminatie e.d. eindelijk voorbij. Mt.24, 13-22, de oproep om tot het einde toe vol te houden lijkt vrucht te hebben gedragen. Flavius Josephus en andere bronnen weten te melden dat er in Jeruzalem tijdens de Joods oorlog geen is Christen is omgekomen; Christus heeft hen op tijd uit de verdrukking uitgeleid, de gemeente is tijdig naar de Rotsvesting Pella ontkomen.

De schrijver zegt God is niet onrechtvaardig, Hij vergeet uw vroeger wandel niet. De inspanning voor de heiligen, de liefde voor elkaar die u in de Naam van Christus elkaar heeft laten zien. Nog steeds dient u de heiligen. God vergeet dit dienstbetoon niet, maar dan volgt het doel van zijn harde vermaning. De schrijver zegt samen met anderen. Wij verlangen ernaar, dat u dezelfde inzet blijft tonen, tot volle zekerheid tot het einde toe. Dit einde zou kunnen zijn de vlucht maar Pella als Jeruzalem door Titus en Rome wordt belegerd.

Houdt de levende hoop levend, wordt niet traag in de navolging. Door het geloof (Hb. 11 de voorbeelden van de geloofshelden) beërft u Gods beloften.

Zegen en groet, drs. A. ten Napel, juni 2021. 

[1]HOLWERDA D., dr. Hebreeën J.H. Kok Kampen 2003