Hebreeën 2, 11-18

0
525

Jezus brengt vele zonen tot heerlijkheid en dan mag worden gedacht aan de zondaars uit Jood en heiden welke, hoe er ook tegen Israël wordt aangekeken, op dezelfde wijze zalig moeten worden.
Voor allen blijft gelden : “Als Ik het bloed zie ga Ik aan u voorbij…”
Wie wil weten hoe ik denk over Israël enz. verwijst ik naar mijn Romeinenbrief (op de site te vinden Rm11, 24-26) In totaliteit zou ik zeggen lees het gebodene uit Romeinen 9-11 nog eens door,

Holwerda behandelt nog een tekstkritisch probleem aan het eind van vers 9 maar daar ga ik niet op in want als dat moet worden uitgelegd wordt het gewoon te technisch. Deze Bijbelstudie is daar niet geschikt voor. De uitkomst van discussie verwoordt Holwerda met de uitkomst: dan staat er dus dat Jezus een betamelijke dood zou onder gaan! De kern van de uitleg leert dus, dat Jezus in Hb. 2, 8b-10, door de Vader op de berg der verheerlijking is bemoedigd, om de dood te smaken die God Hem heeft opgelegd, de dood welke volledig zou betalen om velen in hemel welkom te heten.

Met deze opmerking is de vorige studie afgesloten en vanaf hier wordt deze weer opgepakt.

Hb. 2, 11-13.

Degene die heiligt (Jezus) en zij worden geheiligd (wij dus) zijn broeders want op deze wijze ziet Jezus ons! Toch is dit geen gemakkelijk vers! De schrijver vlecht namelijk een serie citaten uit het OT aan elkaar ; zie Ps. 22, 23; Jes. 8, 17.18, terwijl de woorden uit Jes. 8, 17 ook doorklinken in 2 Sam. 22, 3.
Jezus heiligt de zijnen want Hij is ook heilig. Jezus en zijn broeders hebben (N.B.V. 2004) dezelfde oorsprong; zie Hd. 17,28b. De relatie welke Jezus ( zie vers 10) heeft met “zijn kinderen”wordt dieper uitgewerkt. Het citaat uit Ps. 22 heeft op de kruisdood van Jezus betrekking.
In Ps. 22 spreekt Jezus a.h.w. Zelf, Maar in Jes. 8, 17.18 wordt er iets over Christus gezegd. Heiligen is in de brief aan de Hebreeën een totaaluitdrukking voor het hele Christelijk leven van wedergeboorte tot verheerlijking. Het is niet de bedoeling deze citaten uit het OT minutieus te verklaren, deze wijzen als tekst op de totale tekst omgeving, waaruit deze zijn geciteerd. In Ps. 22 worden gelovigen door het verlossend werk van Christus kinderen genoemd; zie ook Rm. 8, 16.17. Dan nu de citaten uit Jes. 8, 17.18. Het citaat uit Ps. 22 wordt door: “en vervolgen of/en opnieuw” (kai palin) onderbroken en dat is geen toevallige gebeurtenis; de schrijver heeft er een bedoeling mee! De kinderen welke in het citaat voorkomen behoeven niet te wijzen op de zonen van Jesaja. Jesaja is een profeet voor heel Israël en geheel Israël is nageslacht van Abraham. Het gaat om de uitdrukkingen heiligen/kinderen en de volheid van het verzoenend werk van Christus. Welnu het zijn geen gemakkelijke verzen maar deze uitleg sluit m.i., goed aan bij de lofzang in het midden van de gemeente en het verkondigen van Gods Naam aan de broeders. Jes. 8,17.18 horen bij elkaar zodat de schrijver geen drie citaten behoeft te gebruiken maar slechts twee! Deze verzen kunnen een stuk evangelie in het OT worden genoemd. Het gaat in deze citaten om Godsvertrouwen, geloof en vertrouwen dat Christus dit vertrouwen op God dwars door de drie urige duisternis heeft vasthouden en heeft volgehouden en over de satan heeft gezegevierd. Jesaja 7-9 als hoofdstukken mogen de citaten van deze positieve lading voorzien. De grote les uit deze verzen mag zijn dat wij ons zelf broers van Christus mogen noemen, dus één zijn met Hem, d.m.v., een familie relatie; Jezus schaamt zich niet om ons ondanks zonden en gebreken ons desondanks broeders te noemen. Hij wil de gelovige de volheid van de Vader tonen en Gods liefde in ons hart uitstorten. Wij krijgen op deze wijze deel aan een hemelse eredienst samen met de engelen.

Hb. 2, 14-16
Deze twee verzen borduren verder op de vorige uitspraken! De kinderen, ondanks het feit dat deze van vlees en bloed zijn, zijn toch broers van Christus. De brief bedoelt in de eerste plaats de gemeente van de Hebreeën, maar daarna uiteraard ook de gelovige nu (zie Rm.4, 9-12). Het gaat dus in de eerste plaats om een letterlijke bloedband en dan wordt duidelijk dat deze verzen wijzen op Jezus, geboren uit een vrouw en geboren onder de wet (Gl. 4,4). Waarom beste vrienden?
Jezus dient als mens te sterven en op te staan uit de dood. Het gaat om bevrijding van de slavernij van de zonde. De Hebreeën willen terug naar de slavernij van de wet en Jezus is gekomen om uit de
slavernij van de letter der wet (Paulus 2 Cor. 3, 6; Rm. 8, 15 en Gl. 4,5) los te kopen. Te bevrijden en dus de zonde te verzoenen.
Het gaat in eerste instantie om de gevluchte gemeente uit Jeruzalem (Hd. 8, 1.2; 11,19-21). Zij zijn kinderen van Abraham; zie Jn. 8, 30-37. De Zoon maakt vrij en deze vrijmaking is in de eerste plaats een vrijmaking van de van de vloek van de wet maar ook van de ceremoniële wet, welke Paulus in Rm. 7 de letter van de wet noemt.
Jezus heeft de brug geslagen tussen God en de mens, maar ook omgekeerd en zijn kruisdood bevrijdt mensen uit de macht van de dood; satan wordt op deze wijze (“katargein”) uitgeschakeld.
Er is een verband te leggen met Ps. 8, zolang satan mensen door de dood gijzelt, missen zij de glorie/ heerlijkheid van Christus waarvoor zij eigenlijk zijn geschapen. Wanneer Christus sterft aan het kruis schijnt de dood het laatste woord te hebben. Hoewel de opstanding uit de doden niet duidelijk in de brief aan de Hebreeën wordt geleerd, wijst Hb. 13, 20 f.f., op deze zaak!
Deze verzen noemen Jezus de Grote Herder van de schapen en als u Opb. 7,17 opslaat dan wordt daar verwoord waarom dit zo is; vergelijk ook Jn 10,11-17. De dood is voor de gelovige geen oordeel maar een slaap, de poort naar het eeuwige leven.
Hb. 2, 16 verdraagt de volgende vertaling: “Het zijn toch immers geen engelen die Hij bij de hand grijpt, maar het is Abrahams geslacht…”. De schrijver grijp terug op Hb. 8, 9 waar, zoals is uitgelegd, ook op Israël wordt gewezen. Het gaat om het woord aannemen(“epi-lambanetai”); zie Hb. 8, 9; Gen. 19, 16 (bij de hand nemen). De engelen worden niet verlost, zij begeren een blik te slaan in dat geweldige verlossingsplan van God, engelen snappen dit niet, slechts verlosten kunnen danken voor deze geweldige genade. Nu het nageslacht van Abraham dat al ter sprake komt in Hb. 2, 17, heeft laten zien dat Jezus zijn broeders moet gelijk worden gelijk is geworden, is de vraag waarom? Het antwoord is, Hij moet een getrouw Hogepriester kunnen worden en dit thema komt in Hebreeën 7 weer terug.
Merk op: Het heil is uit de Joden en Jezus wordt in Mt. 1, 1 de Zoon van Abraham genoemd en door zijn dood en opstanding bevrijdt Het zaad van Abraham; eerst de Jood en ook in tweede instantie, door deel te krijgen aan het geloof van Abraham, de heiden.

Het is voor de gelovige belangrijk te leven onder de heerlijke invloed van deze waarheden. Jezus heeft door zijn dood en opstanding de satan verslagen en geeft aan ons de opdracht om door het geloof in de vrijheid van Christus te gaan staan (Rm. 5, 1.2) en te leven (Gl. 5, 1.13).
Het is voor Gods kind door geloof mogelijk een kwaliteitsleven te leven dat in de wereld moet opvallen; houdt de liefde onder elkaar zegt de apostel.

Hb. 2, 17.18

De Here Jezus is (Calvijn) door, volledig mens te worden, door alle verzoeking en menselijke zwakheid te ervaren en te overwinnen, in staat gesteld een betrouwbaar Hogepriester te worden. Verzoeken betekent voor de Heiland testen zoals in Mt. 4 is gebeurt. De schrijver van de Hebreeënbrief tekent het werk van Christus voor zijn volk als het werk van de Hogepriester. In dit licht staat de uitgebreide vergelijking van het werk van Christus met de dienst van Mozes de engelen en Aaron. Het gaat om de uittocht uit Egypte, Grote Verzoendag om een eeuwige verzoening i.p.v. een tijdelijk/ jaarlijkse verzoendag. Om wat vooruit te lopen vanaf Hb. 4, 14 gaat de schrijver opnieuw, in op het werk van de hogepriester (zie ook Hb. 5, 7), de nadruk leggen op het feit dat de Meester zich identificeert met mensen. De voornaamste taak van de hogepriester is het bewerken van verzoening en wanneer Ps. 110 op Jezus wordt toegepast dan is Hij Priester/Koning.
Jezus heeft in Mt. 4 en in zijn rondwandeling op aarde de test doorstaan, zonder te zondigen, Hij voelt wel mee met de zwakheid van de mens, maar heeft nooit gezondigd, Hij voelt mee met de zondaar juist omdat Hij de geweldige kracht van de verzoening kent en ook heeft ervaren. Na de drie urige duisternis wordt de Zoon (opnieuw) aangenomen en door de Heilige Geest als Hij naar de hemel opstijgt in de wolken/ met een wolk of in een wolk (zie Dan. 7, 13.14.) rechtvaardig verklaard. Jezus helpt de zondaar, in zijn status als Verlosser van deze zondaar.
A. Murray merkt op: Zo zeker als de gelovige verzoeking ontmoet, zo zeker klopt het het hart van Jezus voor hem/ haar.

Gods zegen en tot de volgende keer.

Sept. drs. A. ten Napel