Romeinen 2,1-24

0
211
Dit hoofdstuk gebruikt de apostel om zijn stelling dat “alle mensen zondaars zijn” verder uit te werken. Rm. 2, 9 laat zien dat Paulus toewerkt naar de beschuldiging van de Joden welke de wet bezitten, Gods wil kennen en besneden zijn! Paulus weet wie zijn volksgenoten zijn en dus ook dat het heil uit de Joden is; zie Jh. 4, 22.23. Hij weet ook dat de wet nooit is bedoeld, om mensen zalig te maken; zie Rm. 3, 20.

Rm. 2, 1-6 Daar is de beschuldiging opnieuw welke terug wijst naar Rm. 1, 20. De apostel laat niets aan het toeval over. Mensen welke anderen oordelen, maar toch ook dezelfde dingen doen welke de apostel in het vorige hoofdstuk heeft beschreven, zijn eveneens schuldig! Paulus wijst hier op zijn eigen volk, maar benoemd hen nog niet; zie Rm. 2,9.
God is onpartijdig en God ziet niet op mensen en hun afkomst maar Hij, zegt de apostel kijkt naar hun daden. De Heidenen zullen zich over de opmerking verbazen. Zijn de Joden niet het uitverkoren volk en heeft dit volk geen voorkeurspositie; Paulus lijkt dit toch te onderschrijven in Rm. 9. De apostel is stellig in zijn uitspraak; God is onpartijdig!
Het verachten van Gods goedertierenheid, Zijn rijkdom en weet u niet dat deze u tot bekering leidt.
Het lijkt er op dat Paulus inderdaad Israël (zonder hen te benoemen) bedoelt; toorn door onbekeerlijkheid en verharding slaat op Opb. 6, 16; Lk. 23, 30 en Hos.8, 10b; zie ook Opb. 16, 6; 17,6; 18,10.24. Paulus wijst zoals hij dat ook doet in 2 Thes. 2 op de verwoesting van Jeruzalem.

Merk op de grote verdrukking zoals deze wordt gevonden in Mt. 24,15 f.; 13, 19 krijgt in Lk. 21, 20
de benaming: “De dagen van de wraak”! (Zie verder Drs. A. ten Napel De Openbaring van Jezus Christus als profetie over Jeruzalem Freemusketeers.nl 2014). Deze opmerking vervangt niet de toorn van eindgericht welke iedereen zal treffen.

Opmerking: Rm. 2, 7-8 Deze verzen laten hetzelfde verschil zien als Jezus doet in Jh. 5, 29; zie ook Opb. 20, 12.15 en Mt. 25, 31 f.f. Laat niemand denken dat God geen oordeel velt en geen eeuwige straf toekent. Dit doet Hij vast en zeker wel. Het is moeilijk om dit neer te schrijven maar degene die Gods oplossing voor de zonde opzij schuiven gaan reddeloos verloren!

Rm. 2, 7.8 Laten deze verzen behoud door werken zien? Gelukkig niet, maar de God, de Heilige, heeft de mens goed en volmaakt geschapen; zie Gen. 1,27-31. Door Adam is de zonde en de dood de wereld binnengekomen want allen hebben gezondigd. De mens, niet God is schuldig en de God de Here heeft het volste recht om mensen aan te spreken naar hun oorspronkelijke en volmaakt staat.
Sla eens op Rm. 5,17.21. Een lied uit het Liedboek zegt: “De tweede Adam kwam…”
De apostel zegt in Romeinen 3 dat Jezus is voorgesteld als zoenmiddel/letterlijk genadetroon en door het geloof wordt een mens bekleed met de gerechtigheid van Christus.

Rm 2, 9-11 maken het argument van Paulus af en versterken dit nog. Let op vers 9. 10 noemt de Joden en de Grieken (Heidenen) i.vm. Veroordeling en verheerlijking; eerst de Jood en dan de Griek. Paulus lijkt, als men dit letterlijk pakt, te wijzen op het oordeel over Jeruzalem, want in Jeruzalem op Pinksteren is het evangelie ook begonnen. Let ook op de uitdrukkingen verdrukking en benauwdheid (niemand zondigt goedkoop) en heerlijkheid eer en vrede (Gods wet is het beste voor een mens). Merk op dat Jezus ook zegt: In de wereld zult u verdrukking lijden: Jn. 16, 33. Het lijden echter in de tegenwoordige wereld weegt niet op tegen de komende heerlijkheid; zie Rm. 8, 18.19.23.28. In Rm. 6 wordt breder ingegaan op de werking van het kruis in het leven van een gelovige. Een bemoediging: Rm. 6, 2-4. Gods kind stierf aan de zonde (aoristus ingressief), daarom de vertaling in de verleden tijd en niet een voltooide tijd.
 
Rm. 2, 12-24 Paulus verduidelijkt in deze verzen waarom God onpartijdig is! Sla eens op Hd. 15, 21 want de kern van het argument is horen en doen. Wanneer de Jood de wet niet gehoorzaamt, geeft deze geen enkel voordeel, in tegendeel de wet die men hoort voorlezen veroordeelt de hoorder.
God is echt onpartijdig, want de Heiden hoor de wet niet voorlezen. Op welke grond veroordeelt God hem op een rechtvaardige manier: die arme Hottentot die niets kan weten.
Paulus stelt dat deze heiden wel de wet kan naleven. Allen hebben gezondigd is het argument van de apostel. Hoe staat het dan met deze heiden?
De heiden doet van nature wat de wet gebied, maar hoe mag dit worden uitgelegd?

Sla eens op Rm. 1,20. 21 het is al aan de orde geweest en Ps. 19! Lees eens vers 5-9 van deze Psalm! Ik wil hier ook even een tekst uit Rm. 10,18 en Jes. 53, 1. Let als u wilt op de vloeiende overgang van de openbaring in de schepping naar de openbaring die wordt voorgelezen.
De heiden is naar het beeld van God geschapen en heeft zoals elk mens een moreel Godsbesef. Wanneer de Heiden God zoekt en dankt (die in feite de bedoeling van de wet) zorgt de Here voor het vervolg. Job, Abraham en Melchizedek en Jethro, bewijzen deze stelling.

Opmerking: vandaag de dag geeft de geschiedenis van de zending voorbeelden van Gods zorg in deze. Al zou er bij wijze van spreken een folder uit een vliegtuig moeten vallen, al zou Jezus zelf in een visioen de zoekende heiden ontmoeten; echt niemand is te verontschuldigen allen zondigen door eigen schuld. Rm. 5, 12 f.f. Komt nog aan de orde.
Beste lezer als u deze studie leest komt u in aanraking met Gods Woord. Laat u a.u.b. overtuigen door dat Woord, want God heeft u zo lief dat Hij Zijn Zoon Jezus (Jn. 3, 16) voor u heeft gegeven tot het zoenoffer (1Jn. 2, 2) en als u dit in geloof aanneemt hebt u eeuwig leven.

Rm. 2, 17-24 Jood was in de oude Synagoge een eretitel! Toch worden Jood en Heiden op dezelfde manier beoordeeld; zie Rm.3, 27 en Rm. 4, 2 f.f. In Rm 3 en 9 somt de apostel de voordelen van de wet en de besnijdenis op. De wet en de besnijdenis zijn de twee machtige pilaren van het Jodendom.
Paulus zal in Rm. 2, 25-29 de besnijdenis beter bekijken, nu eerst de wet! De jood voelt zich meer dan de heiden, hij bezit immers de wet en kent om deze reden Gods wil! Hij weet te onderscheiden waarop het aankomt. Paulus gewezen farizeeër kent deze trotse houding; de evangeliën tonen deze houding t.o.v. Jezus; zie Jh. 5, 16; Jn. 7, 15.16; Jn. 8, 58.59; Hd. 7, 53.54; 8,1. De Jood welke in de verstrooiing leeft ( Griekse wereld dicht zichzelf de rol van de leidsman van blinden toe.

Merk op: Rm. 9, 4.5, Paulus kent de Joden veel voordelen boven de Heiden toe, daar draait het niet om het draait om gehoorzaamheid aan het Woord. Deze is ver te zoenen de Heidenen lasteren God; Paulus toont dit aan met Jes 52, 5, want de Jood laat in zijn leven niet zien dat hij Gods wil weet te onderscheiden; zijn manier van leven verschilt niet van de Heidenen, maar de Jood kijkt met de wet in de hand wel op hem neer. Zie ook m.b.t. de gemeente dat dit gevaar aanwezig is; 1 Cor. 3, 1-3 de NBG leest hier “…leeft u dan niet als onveranderde mensen.”

De brief aan de Galaten laat de gevolgen zien van wettisch onderwijs en Hd. 15, 1. 2 laat de gevolgen zien van dit onderwijs. Werkheiligheid bedreigt de gemeenten; zie ook Gl. 6, 15-18.
De verwijzing uit Jesaja laat zien dat de Joden door deze houding van ongeloof de ballingschap zijn in gegaan. Hb. 3, 9.10-12.

Opmerking: sla eens op Hb. 3,9; 4, 3 en Hb. 9, 24-26; zie ook bijv. Opb. 13,8; 17, 8. Het heeft er alle schijn van dat met de uitdrukking “De grondlegging van de wereld niet de schepping van de wereld in Gen. 1 is bedoeld, maar de dat deze verwijst naar de gebeurtenis dat het eerste lam is geslacht, toen Israël uit Egypte is getrokken. (Zie ook, drs. A. ten Napel De Brief aan de Hebreeën Freemusketeers.nl 2015.

Let tot slot op Rm. 2,21-24, wie iemand anders onderwijst, onderwijst ook zichzelf.
De wet geldt voor degene die wordt onderwezen, maar ook voor de leraar.
De les die deze teksten de Christen aanreikt is deze: Laat het niet mogelijk zijn dat het leven van een kind van God, zijn getuigenis tegenspreekt.

Rm. 7,6 “Maar nu wij ontslagen van de wet, gestorven aan dat waaraan wij vastgebonden zaten, zodat wij in nieuwheid van de Geest dienen, en niet in oudheid van letter.

Rm. 6, 22 Maar nu, van de zonde vrijgemaakt en aan Gods dienstbaar gemakt, hebt u uw vrucht, die tot heiliging leidt, met als einde het eeuwige leven.

Veel zegen met het verwerken van deze studie,

A. ten Napel 25 mei Joure 2015