Deze twee woordjes drukken een totale verandering van situatie uit.
Vervolgen wil ik de vinger leggen bij de woorden “Maar nu is zonder de wet, de gerechtigheid van God geopenbaard. Paulus is erg precies en weet waar de verschillen in Rome om draaien; de verschillen tussen Jood en Heiden.
Hij zegt dan ook dat deze gerechtigheid al in het OT is vastgelegd. Tegelijkertijd zegt hij dat deze gerechtigheid uit de hemel is geopenbaard; zie Gl,1-1-10; 2 Cor. 12, 4-6.
Wanneer de apostel het evangelie brengt in de synagoge, predikt hij vanuit het OT; zie bijv. Hd.13,13 f.f. Wanneer hij in Athene de Grieken bereikt met zijn prediking past de apostel zijn uitgangspunt aan; zie Hd. 17, 23-34.
Ten slotte de uitdrukking “Maar nu is zonder wet de gerechtigheid van God enz…” Deze uitdrukking wijst op de verandering waar al over is gesproken. Een andere vertaling luidt, maar nu is buiten de wet om enz. Een soort omweg dus en ik geloof dat deze omweg verklaard wordt in Rm. 10,4. Want het einddoel van de wet is Christus, tot gerechtigheid voor een ieder die geloofd. De NBG leest: “Want Christus is het einde der wet tot gerechtigheid voor een ieder die gelooft…”
Nog een vers uit Gl. 3,19-29 en wel vers 24.25. De wet is onze leermeester tot Christus, opdat wij door het geloof gerechtvaardigd zouden worden. Maar nu het geloof gekomen is zijn we niet langer onder de leermeester!
Wanneer Paulus het woord wet gebruikt mag altijd worden nagedacht wat hij met dit woord wil zeggen.
1. Bedoelt hij de wet van de schaduwen de offerdienst uit het OT?
2. Bedoelt hij het OT?
3. Bedoelt hij de morele wet dus de 10 geboden?
Ik geloof dat hij in bovenstaande verzen wijst op de ceremoniële wet de wet van de schaduwen welke door Christus is vervuld, als het Lam van God. Dus op het oude en nieuwe verbond.
Ik geloof dat de apostel ook op de morele wet wijst als leefregel en die krijgt in het nieuwe verbond een ander uitgangspunt; zie Rm. 7 Op de wet als OT heeft de apostel al gewezen.
Paulus wil uitdrukken dat het OT systeem van offers en tabernakel dienst nooit voldoende is geweest om de zonde weg te doen, maar dat deze slechts een tijdelijk vergeving bewerkt heeft; zie ook Rm. 3, 25
God stelt a.h.w. onder het oude verbond de vergeving uit, totdat Jezus aan het kruis het volle pond voor de zonde heeft betaald.
Rm. 3, 23-25. De apostel lijkt te herhalen, de wet doet zonde kennen, allen hebben gezondigd met of zonder wet; zie ook Rm. 5, 12-14. Allen missen volkomen door eigen schuld de heerlijkheid van God en ook Israël met de wet en met de tabernakeldienst mist Gods heerlijkheid als God zelf geen nieuwe weg zou hebben geopend naar Zijn Vaderhart; zie Hb.9, 11-14; 10,19.20. Christus is het middel tot verzoening, door God aangewezen, met als doel volkomen te bevestigen, dat God volmaakt rechtvaardig is. Het zoenoffer van Christus is de totale verzoening over alle zonden van de hele schepping van Adam – de wederkomst van Christus toe.
Hb. 9 zet de verzoening onder het Oude verbond tegenover de verzoening onder het Nieuwe verbond en benadrukt steeds opnieuw dat het tijdelijke het steeds terugkerende gebeuren(de grote verzoendag) in één keer en voor altijd is verzwolgen in de eeuwige verzoening door het Lam van God.
Christus voorgesteld als zoenmiddel. Wat wil dit nu zeggen want dit is een rijk woord. De uitdrukking herinnert aan het verzoendeksel uit het OT dat als gouden deksel op de ark ligt. De Cherubs op dat deksel bewaken de heiligheid van God. Op dat deksel sprenkelt de Hogepriester jaarlijks bloed van een lam. Jezus is binnengegaan in een hemels heiligdom en is met zijn zoenbloed voor God, die een ontoegankelijk licht bewoont, verschenen hen heeft zo verzoening aan gebracht
Het gevolg Rechtvaardigmaking om niet en ziet u de grote verandering van omstandigheden en de totale verandering van heilsorde? Rechtvaardigmaking door genade en door verlossing.
Paulus gebruikt geweldige woorden, verlossing; losgeld betalen; zie ook Mk. 10,45; 1 Pt. 1,19.
In 2 Cor. 5, 21 staat te lezen dat Christus voor ons tot zonde is gemaakt.
Rm. 3, 26-31. Een uitdrukking vraagt nog de aandacht en tegelijkertijd mag worden opgemerkt dat de apostel deze zelfde uitdrukking in Romeinen 4 volle aandacht geeft.
Het gaat om de uitdrukking “gerechtvaardigd door zijn genade” en verder “…en rechtvaardigt die uit het geloof in Jezus is”; sla maar eens even op Rm. 1,16.17 daar wordt de term al aangekondigd.
Gerechtvaardigd door geloof, wat houdt dit in? God verklaart rechtvaardig; zie ook Rm. 4, 25.
Het mag ook anders worden gezegd; God houdt iemand die geloofd voor een rechtvaardige, ziet hem/haar als een rechtvaardige. Mag het met een voorbeeld worden verduidelijkt?
God zet met eerbied gesproken een zonnebril op en bekijkt ons door deze bril. Hij ziet een volmaakt mens omdat deze mens bekleed is met de gerechtigheid van Christus. Hij ziet Jezus en met heerlijkheid en luister gekroond want elk kind van God is aangenomen in de geliefde en bevrijd van de slavernij van de zonde terwijl al zijn zonde is vergeven; zie Rm. 6, 7 en Col. 2, 13-15.
Het gaat om geloof en geloof alleen en wanneer er over geloof wordt gesproken, wijst dit tegelijkertijd op genade en genade alleen; zie Efeze, 2,8-10. In Romeinen vijf en zes wordt het wezen van de rechtvaardigmaking verder uitgediept, m.b.t. Heilszekerheid en heiliging.
Rm. 3, 27-31 vraagt wie er nu recht om zichzelf op de borst te kloppen. Roemen in eigen werken is totaal uitgesloten. Wie kan zeggen ik ben rein van zonde? Wie kan God goede daden aanbieden om daarvoor loon te ontvangen. Niemand Paulus schrijft aan de gemeente van Filippe dat zijn goede daden als Farizeeër slechts geschikt zijn voor de vuilnisbelt.
Paulus reikt ingrijpende zaken aan. Hij weet dat Joden trots zijn op hun afkomst, hun tempel, hun natie. Paulus heeft in Rm. 2 gesteld dat de Joden er prat op gaan dat zij wet en besnijdenis kennen en de wil van God bezitten. Heeft deze wetmatigheid, heeft de wet de rechtvaardigheid kunnen ondersteunen, in de zin van deze realiseren? Het antwoord mag zijn nee want de wet heeft slechts de zonde aan het licht gebracht. Beroemen op de wet is totaal niet aan de orde!
De wetmatigheid van het geloof heeft deze rechtvaardigheid gerealiseerd. Zeker maar is er in dat geloof of uit geloof tot geloof stof tot roemen. Ja roemen in geloof, maar geen roem in eigen kracht.
Op geen enkele andere manier want de apostel zal in Rm. 4 aantonen dat toerekening van de rechtvaardigmaking een zaak van genade is en er nooit spraken kan zijn van loon op grond van een de mens geleverd werk.
In geloof roemen wil altijd zeggen roemen in genade. Sla maar op Rm. 8, 4. Het gaat in de kern om heiligmaking en de wandel door de Geest sluit eigen verdienste en eigen werkheiligheid uit.
Paulus trekt een conclusie: De mens wordt door geloof gerechtvaardigd zonder werken der wet. Geloven is vertrouwen dat je datgene krijgt wat nooit door eigen kracht, inspanning of verdienste ontvangen kan worden.
Jn. 1, 12: Zovelen Hem hebben aangenomen, hun heeft Hij volmacht gegeven zichzelf Gods kind te noemen: zie Rm. 8, 15-17. “Door de Geest roepen wij Abba Vader.
Rm 3, 29-31 bereidt Rm. 4 voor waarin Paulus metterdaad verdedigt dat Jood en Heiden hetzelfde
heil ontvangen. Een besneden Jood en een onbesneden Heiden worden beiden zalig door geloof.
Lees daar niet te gemakkelijk overheen. Paulus verkondigt iets revolutionairs. Lees Hd. 10.11, waar Petrus is wordt voorbereid om Cornelius de Heiden het evangelie te brengen, later moet hij zich gegrond verdedigen nadat hij het heeft gedaan; zie Hd. 15, 7.
Paulus geeft in Rm. 4 een grondige verdediging dat Jood en Heiden door geloof Abrahams kinderen zijn. Dit is het onderwerp voor de volgende Bijbelstudies.
Nu veel zegen met deze
A. ten Napel Joure eind augustus