En paar vertalingen, het gaat om het laatste gedeelte: SV in welken allen gezondigd hebben. NBG omdat allen gezondigd hebben. NBV want ieder mens heeft gezondigd. Willibrord Aangezien allen gezondigd hebben.
Tot slot een eigen vertaling van Rm5, 12. Daarom zoals door één mens de zonde de wereld is binnen gekomen en d.m.v. de zonde de dood, zodat de dood alle mensen heeft bereikt, doordat allen zondigden (aorist ingressief).
In de dogmatiek heb je m.b.t. de erfzonde de opvatting dat wij als mens de schuld van Adam torsen en dus verloren liggen voor God. Een andere opvatting is dat wij actief a.h.w. mee hebben gezondigd toen Adam zijn eerste zonde heeft bedreven.
U begrijpt dat uitgaande van deze twee opvattingen zonde en schuld door overerving ons als mensen aankleven.
Rm. 5, 12 spreekt echter niet van zonde die overerft maar van de dood die alle mensen bereikt.
De vraag is hoe dit tot stand komt? Nu is dit door overerving van de schuld van Adam of bereikt deze dood ons mensen omdat wij zelf zondigen. Ik geloof (zie mijn vertaling) het laatste. Dit houdt in dat wij als mensen zelf verantwoordelijk worden gehouden voor onze zonden; deze zondige daden worden als schuld aangemerkt als wij goed en kwaad kunnen onderscheiden; zie Jes. 7, 14-16! Paulus zegt daar in algemene zin dat de mens onder Gods toorn ligt, maar dat houdt niet in dat bijv. een pasgeboren baby Adams schuld al torst.
Wanneer dit helder is: het volgende: Paulus breekt zijn betoog in Rm. 5, 12 af, hoewel de SV hier een punt plaatst, is een komma bedoeld. Er volgt een tussenzin (vers 13 en 14 ) daarna gaat de apostel in vers 15 weer verder met zijn oorspronkelijk gedachte. Wat staat er? Er was zonde in de wereld vanaf Adam, maar toerekening van schuld staat op rekening van de toetsing van daden aan de wet.
In Ex. 20 ontvangt Mozes de 10 geboden, en gaat de zonde a.h.w. tellen als schuld. Het woord toerekenen veronderstelt dat er een soort boekhouding wordt bijgehouden. Voordat de wet er is, veroorzaakt de zonde eveneens de dood en wordt de schuld op een andere wijze vastgesteld; zie Rm.2, 12-16. Deze al genoemde boekhouding komen we weer tegen in Opb.20, 12.15.
Adam heeft d.m.v. zijn eerste zonde de poort in de wereld voor zonde en dood opengezet en allen zondigen zodat de dood doorgaat en dus alle mensen bereikt.
Merk op: Zonde en schuld gaan pas tellen als goed en kwaad onderscheiden worden.
Merk op: De laatste vijand die teniet wordt gedaan is de dood als dood en dodenrijk in de poel van vuur worden gegooid.
Merk op: Jn.6. 39. 40; 11, 25.26 tonen Jezus als de Opstanding en het Leven.
Geloven Jezus geeft eeuwig leven! Ook wij hebben de vraag te beantwoorden: Gelooft u dat?
Rm. 5, 15-19
Wellicht hebt u wel eens een diaserie gezien waar bij twee beelden elkaar afwisselen en toch met elkaar in verband staan! Ongeveer op dezelfde manier gaat Paulus nu te werk. Rm. 5, 15 pakt de hoofdgedachte weer op. Hij werkt deze uit in twee zich steeds vergelijkende beelden.
In vers 15 staat de genadegave tegenover de overtreding!
In vers 16 staat de gave (van Jezus) tegenover de overtreding van Adam!
In vers 17 staat de overtreding (van Adam) en het regeren van de dood tegenover de overvloed van genade van gerechtigheid in het leven welke wordt ontvangen door Jezus.
Vers 18 maakt de vergelijking tussen de schuld gekomen over alle mensen tot veroordeling en de gerechtigheid welke door Jezus is verdiend voor alle mensen!
Vers 19 laat twee beelden zien van de ongehoorzaamheid van Adam en gehoorzaamheid van Jezus.
De eerste brengt de zonde en de laatste een overvloed van genade.
Paulus schetst in deze verzen de uitwerking van de zonde van Adam en de gehoorzaamheid van Jezus. Hij laat zien, dat de gehoorzaamheid van Jezus afdoende is om de zonde teniet te doen en voldoende is om genade en leven dus (eeuwig) leven in overvloed te schenken.
Er valt nog een scherpe tegenstelling op tussen de zonde van Adam en de genade die Jezus schenkt: Adams zonde brengt de dood, maar de dood van Jezus brengt het leven.
De vergelijking tussen Adam en Christus wordt eveneens gebruikt in 1 Cor.15, 20-22 i.v.m. de opstanding van de Meester.
Nog een opmerking kan worden gemaakt. Adams zondedaad zet de poort voor de zonde open naar iedereen toe, maar Jezus’ daad van gehoorzaamheid brengt plaatsvervangend leven en overvloed naar iedereen toe! De genade overwint de zonde veel overtredingen worden er door vergeven.
Deze vele overtredingen ( zie Col. 2, 12-15) drukken hetzelfde uit als datgene dat Paulus de Colossenzen laat weten.
De zondaar wordt rechtvaardig verklaard (zie Rm. 3, 21f.f.), door toerekening van het werk van Christus. Hoewel niemand ontkomt aan de macht van de dood, is deze wel door het leven verslonden, Jezus heeft de dood overwonnen.
Beste broeders en zusters, Paulus valt terug op datgene dat hij al heeft laten zien in zijn geweldige brief.
We mogen ons nu afvragen waarom hij dat in dit gedeelte doet?
Nu Rm. 5, 1 f.f. Heeft de volheid van de rechtvaardigmaking laten zien, welke uitloopt op het roemen in de levende hoop, de verdrukking en het roemen in God.
Dit roemen is mogelijk doordat er verzoening is door de dood van Jezus en behoud door het leven van Jezus; zie Rm. 4, 25; Rm. 5, 10.11.
Paulus wil de zekerheid van het heil met Rm. 5, 12 f.f. Handen en voeten geven en de lezer tonen dat niet de zonde overwint maar de gave van de genade dit doet.
Rm. 5, 12-21 wil niet uitleggen hoe de zonde de wereld is gekomen en is ook niet zozeer een bewijs voor erfzonde of zoiets, maar wil een hart onder de riem steken bij de huis tuin en keuken gelovige die strijdend door het geloof zijn weg zoekt in het leven.
Hij /zij hoort nu dat de dood nooit overwint nooit te sterk is maar dat de genade overwinnaar is en de dood daardoor is overwonnen; de heilszekerheid is totaal en afdoende en geeft leven en overvloed.
Rm. 5, 20.21 brengt kort (terugkijkend op het beging, de wet is erbij gekomen) de wet nog ter spraken. Zodoende wordt de overtreding duidelijker, de genade dus in als ervaring nog meer overvloediger. Zonde heeft dan wel geregeerd en zijn regiem heeft de dood opgeleverd, maar regering van Christus regeert met als wapen de gerechtigheid en met als einddoel het eeuwige leven. Het einddoel van de gelovige is volkomen heerlijkheid; zie Opb. 19, 6-10; 21, 9.10.
Deze verzen leiden vervolgens Rm. 6 en 7 in waar Paulus in Romeinen 6 de genade gaat uitwerken, omdat hij het gevaar loopt verkeerd te worden begrepen. Men zou kunnen zeggen vanuit Rm. 5, 20.21 dat hij beweert dat meer zondigen meer vergeving oplevert en dat de wet zondig zou blijken te zijn.
In de hoofdstukken zes en zeven van de Romeinenbrief gaat Paulus deze gedachten te lijf en toont hij aan dat hij dat nooit heeft gezegd, noch heeft bedoeld.
Nog iets dat de volgende keer breder wordt uitgewerkt en dat is dat er geen scheiding gelegd mag
worden tussen Rm. 5 en 6 als zou Romeinen 5 het leerstuk van de rechtvaardigmaking afsluiten en in Romeinen 6 het onderwijs over de heiliging beginnen.
Paulus verbindt deze twee hoofdstukken met elkaar en vanuit Rm. 6 legt hij een lijn naar Rm. 7.
Dit zijn de onderwerp welke in volgende studies worden behandeld, ik wens u met deze studie Gods zegen toe.