Romeinen 7:1-13

0
206
Inleiding
In de inleiding op de studie van Rm. 6, 1-14 schreef ik: Lees eens de laatste verzen van Rm.5! “De wet echter kwam er nog bij opdat de overtreding zou toenemen, maar waar de zonde is toegenomen, daar is de genade meer dan overvloedig geweest, opdat evenals de zonde geregeerd heeft tot de dood, zo ook de genade zou regeren door gerechtigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onze Heere.”

Twee dingen vallen op: allereerst lijkt de genade te groeien door de overvloed van zondevergeving en de wet lijkt de zonde te stimuleren. Sla nu even op Rm. 6, 14: “Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet maar onder de genade.” Romeinen 6 en 7 zijn één geheel en dat wil ik eerst even tot klaarheid brengen. Ik nodig u uit om Rm. 5,19-21 te lezen daarna Romeinen 6 en 7 over te slaan en verder te lezen bij Rm 8, 1-4! U zult twee dingen met mij eens kunnen zijn:
A: De gelezen gedeelten sluiten zonder op de onderbreking te letten bij elkaar aan!
B. De opmerking van Paulus m.b.t. de wet in Rm. 5, 20 en Rm. 6, 16: “De wet echter kwam er nog bij opdat de overtreding zou toenemen. Vervolgens “U bent niet onder de wet maar onder de genade.”

Met deze opmerkingen in het achterhoofd is het gemakkelijk om te begrijpen dat Paulus min of meer verplicht is om zich op voorhand te verdedigen tegen de aanklacht: Paulus je bent als gewezen Farizeeër gewoon wetteloos geworden. Rm. 7 weidt hij aan die verdediging. Hij stelt in dit hoofdstuk:
1. De relatie Christen en de wet.
2. De heiligheid van deze wet.
3. De wet is volkomen ongeschikt om de heiliging te stimuleren, aan de orde.
Het laatste punt komt in een volgende Bijbelstudie aan de beurt.

Nog een opmerking en deze wordt verder uitgewerkt in de studie over Rm. 8, vers 1-4/5 herhalen in telegramstijl Rm.7.

1 Rm7, 1-13
Rm. 7, 1-3: Paulus spreekt tot hoorders die de wet kennen, die weten wat hij bedoelt met de wet. Uit het vervolg wordt duidelijk (vers 2.11.12) dat hij de geboden bedoelt welke Jezus aan het kruis heeft vervuld; zie Col. 2,14, het handschrift dat tegen ons getuigde.

Vers 1-3 geeft gelijk een verschil in uitleg te zien die ik in commentaren van verschillende richting ben tegen gekomen. De vraag is: Hoe kunnen Christenen en de wet van Mozes samen door één deur? Merk op dat de apostel in Rm. 7, 4 inhoudelijk hetzelfde zegt als hij al in Rm. 6 heeft betoogd. Hij wil dus dezelfde staat van de gelovige uitleggen, maar nu van uit het vertrekpunt de wet! Soms worden deze verzen als een allegorie uitgelegd en dan krijgen alle onderdelen een betekenis. Ik geloof dat de apostel hier gewoon een voorbeeld gebruikt van een huwelijksrelatie.

Ik vond op een site de volgende uitleg welke de allegorie hanteert: Paulus vergelijkt onze dood voor de zonde, wat hij in hoofdstuk 6 had uitgelegd, met de wet die een huwelijksrelatie regelt. De man is onze oude mens, de vrouw is de ziel en ons lichaam, onze persoonlijkheid, en de bindende burgerlijke en ethische wet waardoor het huwelijk in stand blijft is de Oudtestamentische wet. Wij, de vrouw, waren onderworpen aan een slechte man, de oude mens. In de tijd van het Oude Testament gaf de wet de vrouw niet de mogelijkheid om te scheiden. De man kon van zijn vrouw scheiden (Deut. 24:1,7), maar de vrouw kon niet van haar man scheiden. Daarom was de enige hoop die de vrouw had om ooit uit deze situatie bevrijd te worden dat haar “oude man” zou sterven. Dan was ze bevrijd van de ethische en burgerlijke wet die verhinderde dat ze met iemand anders een relatie kon hebben.

Paulus zegt, het huwelijk is een verbond en is gesloten onder de wet van het huwelijk en het gebod zegt helder en duidelijk dat als je tijdens het huwelijk een andere partner neemt en de andere in de steek laat dan pleeg je echtbreuk; zie Mt. 19, 5.6. Anders wordt dit als een van de partners sterft: dan wordt het huwelijksgebod opgeheven want er is geen huwelijksrelatie meer en de achtergebleven partner is vrij om opnieuw te trouwen; elders zegt de apostel in de Here; zie 1 Cor. 7,39.
Welnu, wordt er opnieuw getrouwd dan treedt uiteraard de wet van het huwelijk weer in werking maar nu in een andere relatie.

Rm. 7, 4-6
Deze verzen herhalen Rm. 6 maar Paulus past het gestorven met Christus nu toe op de wet.
Een Christen is in een nieuwe huwelijksrelatie gestapt, de apostel wil het gewoon letterlijk uitwerken.

Hoe ziet dat nieuwe huwelijk eruit? Kijk eens in Efeze 5, 25.32.33! De gemeente is getrouwd met Christus en daarbij is er geen sprake dat de wet ongeldig is verklaard of is afgeschaft maar dat deze door Christus tot voltooiing wordt gebracht; zie Mt. 5, 17-20.

Gods kind, door Christus geboren onder de wet, stierf met Christus en is vrijgemaakt verlost van de vloek van de wet. Deze wet kan hem/ haar niet meer veroordelen, de wet van Christus wordt in het hart geschreven en werkt nu niet, demotiverend, maar motiverend. Het gaat broeder en zuster hier om de vrucht de Geest; zie Gl. 5, 18. Let ook nog even op de tegenstelling letter en geest. Nu zijn wij ontslagen van de wet wij stierven aan datgene waaraan wij vastgebonden zaten.

Waaraan was Gods kind vast gebonden? Aan de wet die zonde doet kennen. De wet prikkelt om te overtreden (het werkt als een soort trein die rijdt op rails en dus gewoon die richting wordt uitgeduwd), tenminste, zal Paulus in vers 14 en het vervolg uitleggen, als je Gods gebod door eigen gerechtigheid wil vervullen. Sla maar een op Filipp. 4,7-9. De letter is datgene dat in de Synagoge wordt voorgelezen, het OT, daar is nog steeds niets mis mee als maar niet wordt vergeten dat Christus door zijn kruis en opstanding de wet heeft vervuld en bijv. een jaarlijkse Grote Verzoendag heeft omgezet tot een eeuwige verzoening voor Gods aangezicht. Een gelovige staat in een relatie van genade en geniet vrede met God; zie Rm.5, 1-2

Rm. 7, 7-13
Paulus stelt weer een retorische vraag zoals ook in Rm. 6,1.15. De apostel heeft in Rm. 5,20 gesteld dat door de wet de zonde toeneemt en hij haast zich in deze verzen om deze uitspraak toe te lichten.
Hij wil een zuivere verhouding tot de wet duidelijk maken. De wet is inderdaad de regisseur van de zonde maar is heilig en goed. Er is geen enkele band te bespeuren tussen de wet en zonde; de wet kan nooit zondig zijn, zij maakt helder en duidelijk wat zonde is.

Paulus neemt als voorbeeld het 10e gebod. Hij kiest goed want dit gebod vat de hele wet samen. U zult niet begeren … enz. De apostel stelt dat hij er niet weet dat verkeerde begeerte zondig als de wet niet zou uitleggen wat verkeerde begeerten zijn; bijv. de knappe vrouw van een andere enz. Zonder wet is de zonde dood, dus niet helder omschreven.

De apostel stelt heel nuchter dat de wet deze begeerte prikkelt als je probeert eigen gerechtigheid op te bouwen. Het werkt als een bordje: verboden te vissen dat een verstokte hengelaar juist prikkelt om dit wel te doen! Nu leert het OT (zie Rm. 10, 4.5) dat wie de wet houdt leeft. Paulus merkt echter, als hij dit probeert het tegenovergestelde gebeurt. Paulus zegt in vers 9 ik leefde eertijds zonder wet, maar toen het gebod kwam is de zonde eveneens tot leven gekomen. Nu dit is een interessante opmerking want Paulus als gewezen Farizeeër heeft de wet als het waren opgegeten. Toch zegt hij ik heb geleefd zonder de wet. Deze wet wordt werkelijkheid, brengt hem uiteindelijk bij zijn ellendig mens ervaring.

De vraag is gerechtvaardigd wanneer merkt de apostel dat de wet een werkelijkheid is in de zin dat hij gaat zien wat de ware gerechtigheid van de wet inhoud?
Ik geloof broeders en zusters rond het tijdstip dat hij naar Damascus in Hd. 9 afreist, Jezus ontmoet en als de brandweer begint hij met getuigen. Hij wordt tenslotte door Petrus naar Tarsus gestuurd (breed gezien ligt dat in Arabië) waar hij als gewezen Farizeeër en alles wat erbij hoort zijn denken geloven en leven op de rit moet zien te krijgen; zie opnieuw Filipp. 3, 4-16.

In het vervolg (de volgende studie ) beschrijft hij de ervaring hoe hij deze leerperiode heeft beleefd.
Hij zegt in vers Rm.7, 10 dat het goede zijn dood is geworden! De zonde heeft hem als Farizeeër misleid. De wet echter, een statement is heilig en goed, daar tornt de apostel niet aan dat wil hij duidelijk stellen.
Hoorders/ lezers let er op: Ik ben geen wetteloze! Ook Paulus heeft als Jood ijver voor God zonder verstand aan de dag gelegd; zie Rm. 10, 1.2. In dit licht gezien laat de wet hem zijn onverstand/ zonde zien!

Rm. 7, 13 is een scharniervers dat de beschreven ervaring in Rm 7, 14 tot het einde beschrijft. In dit gedeelte verandert de apostel zijn toon hij wordt heel persoonlijk. Is een goede en heilige wet de oorzaak dat ik dood ben gegaan. Nee, de wet heeft de zonde het goed en duidelijk te laten zien; zo is mijn dood bewerkt. Paulus wil eigenlijk zeggen dat de wet zonde doet kennen zoals dat ook in het oude leerboek van de kerken staat; de catechismus. Waaruit ken ik mijn ellende heb ik nog moeten leren. Uit de wet van God was het antwoord.
De wet werkt, zegt de apostel als een lamp, die het gebod zo helder maakt dat je er niet onderuit kunt.

In de volgende verzen zal hij uitleggen hoe hij dit allemaal beleeft heeft.

Broeders en zusters tot slot nog een opmerking. Deze komt in de volgende studie wel weer terug.
Lees eens Rm. 7, 24-26. Ik krijg gewoon sterk de indruk dat de apostel het daar niet meer ziet en dat er een noodkreet naar boven gaat: Wie zal mij verlossen? God zij dank Jezus.

Dit brengt mij bij een vraag: Moet elke kind van God deze diepe ervaring doormaken voordat hij/zij tot geloof kan komen? Mij antwoord is, dat blijkt geloof ik uit Rm. 7, 26, gelukkig niet.
Paulus behandelt in Romeinen 6 en 7 thema’s maar houdt in Rm. 8, 8.9 kaarsrecht overeind twee zaken:

Het vlees (de uitleg komt nog) kan God nooit behagen. Gelovige u bent niet in dat vlees (opnieuw we komen het wel weer tegen ) maar in de Geest. In u woont toch de Heilige Geest, u bent toch vervuld met de Geest; overdenk als u dit leest zelf eens Hd. 1, 8; 2,4; 10, 44 en 19, 3-6.

Wilt u ook even opslaan Gl. 3,1-3: Hebt u de Heilige Geest ontvangen als gevolg van de werken van de wet of als gevolg van de prediking van het geloof?
Paulus weet als hij dit aan de gemeente vraagt dat deze broeders en zusters zich nog haarfijn herinneren dat zij de Geest ontvangen/ervaren hebben toen zijn Christen zijn geworden!

Drs. A. ten Napel Joure augustus 2016