Eerder was er uit evangelische kring, inclusief de baptisten, elke week geprotesteerd tegen de oorspronkelijke versie van de wet. Kort voordat het parlement besliste, werden de Bijbels uitgedeeld.
De wet hield eerst onder meer in dat geen evangelische voorgangers mochten worden opgeleid of buitenlanders mochten voorgaan in de doorgaans kleine (huis) gemeenten. Ook kon men bijvoorbeeld geen scholen stichten, diaconaal bezig zijn of evangeliseren, omdat alle activiteiten tot het eigen gebouw beperkt moesten blijven. Voorts was buitenlandse financiële steun aan kerken en christelijke organisaties taboe.
Die hindernissen zijn nu in het land, waar meerderheid Oosters-Orthodox is, uit de nieuwe wetgeving gehaald. Ook dat een kerk minstens drieduizend leden moest hebben om te worden geregistreerd. Volgens de Wereldfederatie van Baptisten houden de aanpassingen in dat zo’n 130 kleine baptistengemeenten gewoon kunnen blijven bestaan. Voor de regering was de vrijheid van religie toch een gevoelig punt.
Maar de oorspronkelijke wet kwam voort uit de wens de invloed van terroristische organisaties binnen de islam te beteugelen. Ongeveer tien procent van de bevolking is moslim, een procent protestant en eenzelfde percentage rooms katholiek.
