De medewerkers horen van discriminatie in hulpverlening vanuit de overheid. “In één situatie die ze schetsten, ging het over een islamitisch dorp en een christelijk dorp dat vrijwel naast elkaar liggen. De islamitische dorpelingen werden voorzien van tenten en andere hulpgoederen. De christenen kregen uiteindelijk een paar pakjes instant noedels om hun honger te stillen”, vertelt directeur Maarten Dees van Open Doors. “We horen dat dit geen incident is, maar na deze ramp vaker voorkomt.”
Open Doors heeft na de natuurramp negen kerken op Sulawesi voorzien van tenten, slaapmatten en dekens. Ook zijn 250 voedselpakketten uitgedeeld. De hulp werd gegeven in de regio Kulawi, een bergachtig gebied dat van overheidssteun verstoken was. Er worden met lokale kerken plannen gemaakt om op lange termijn aanwezig te zijn en hulp te bieden bij het bouwen van nieuwe huizen en kerken voor de christenen in het getroffen gebied.
“Gisteren ontvingen we beelden van een groep christenen die een kerkdienst hield, midden in de ravage die de tsunami en aardbeving hebben aangericht”, vertelt Dees. “Terwijl onze medewerkers een rondgang maakten door een getroffen wijk, hoorden ze mensen ‘halleluja’ zingen. Ze gingen op het geluid af en zagen daar, tussen de compleet verwoeste huizen, een geïmproviseerde kerk gemaakt van stokken en zeilen. De christenen stonden er te zingen en God te eren. Gebouwen zijn verwoest, maar Christus’ kerk leeft.”
Open Doors-medewerkers bezochten ook een plek waar 160 christelijke studenten bij elkaar waren voor een kamp, toen ze werden overvallen door het natuurgeweld. Volgens de organisatie van het kamp zijn honderd deelnemers veilig naar huis teruggekeerd, voor de levens van de overige 60 wordt gevreesd. Dees: “Waarschijnlijk liggen zij, net als zovelen, begraven onder de verwoeste gebouwen, overspoeld door modder en verschoven aarde. Langzaam maar zeker wordt de omvang van deze ramp steeds duidelijker. We treuren met de families van de slachtoffers.”