De huiskerken van China

0
360
Huiskerken zijn een groeiend fenomeen in China. Sommige daarvan zijn simpelweg gemeenten die in een huis samenkomen, maar sommige zijn heel groot en bieden plaats aan 600 mensen. Dat is wat Brian Stiller van de World Evangelical Alliance tijdens een recent bezoek aan China kon vaststellen. Hij bezocht een aantal grote steden en ontdekte er kerken met honderden leden, met zondagsschoolruimtes en een worship band. Dat wil net zeggen dat het leven van de christenen eenvoudig is. 2016 was een moeilijk jaar; een van de kerken werd gesloten met het oog op een vergadering van de G20. De politie wilde eigenlijk dat alle niet-geregistreerde kerken gesloten zouden worden. Gelukkig werd een nieuwe samenkomstplaats gevonden, die nu door 2 gemeenten gebruikt wordt.

Wanneer is een huiskerk niet een kerk in een huis?
Om de situatie van de kerk in China beter te begrijpen, moeten enkele termen verduidelijkt worden. Drie Zelf kerken zijn geregistreerde kerken, en niet-geregistreerde kerken worden ‘huiskerken’ genoemd. De Drie Zelf Kerken worden door de overheid gefinancierd en gecontroleerd – dat geldt zowel voor de gebouwen als voor de voorgangers. Ze zijn duidelijk zichtbaar in het openbare leven en sommige zijn van een hoog architecturaal niveau. Sommige kerken tellen enkele duizenden leden.

Huiskerken – ze werden vroeger ‘ondergrondse kerken’ genoemd – zijn kleiner en kwamen vroeger vooral in woonhuizen samen om zodoende te ontsnappen aan de politiecontroles. Tegenwoordig zijn ze groter, zeker in de steden. Meestal komen ze ook niet meer in een woonhuis samen, maar huren ze ruimtes in commerciële centra. Ze staan niet geregistreerd bij de overheid en ze hebben niet het recht een samenkomstruimte te kopen. Soms worden ze lastig gevallen door de overheid. Daarnaast zijn er ook nog de ‘echte huiskerken’, die effectief in een woonhuis samenkomen.

Vroegere zendelingen in China waren bezorgd dat het evangelie een Westers verschijnsel zou worden en benadrukten het belang van een kerk die geleid zou worden door de Chinezen zelf. Daarbij waren drie gebieden belangrijk: evangelisatie, leiderschap en financiën. De beweging werd bekend als ‘Drie Zelf’ en het concept werd gesteund door de overheid. In 1949 nam de communistische partij de macht over en werden de zendelingen het land uit gezet. De kerk ging ondergronds en kwam samen in de huizen van de gelovigen. Mao nam het idee van ‘drie-zelf’ over en hernoemde de beweging tot de Drie Zelf Patriottische Beweging. De kerken moesten werken volgens het ‘drie-zelf’ principe en zich registreren bij de overheid. Dit leek een bedreiging voor de kerk, maar dat bleek in de praktijk mee te vallen. Toen de kerk ondergronds ging om te kunnen overleven, werd het duidelijk dat het ‘drie-zelf’ principe de kerk sterk en levend maakte. In feite gebeurde er het omgekeerde van wat Mao wilde bereiken.

De snelle groei van de huiskerken is voor een deel het gevolg van de mislukte opstand op het Tienanmen Plein. De studenten die het voortouw namen bij de protesten, verloren hun vertrouwen in de regering en waren er van overtuigd dat die alleen het eigenbelang diende. Ze waren opgegroeid in een maatschappij waar alle vormen van geloof werden bestreden door een seculiere, materialistische en atheïstische regering. Voor die studenten werd het christendom een aantrekkelijke optie. Maar ze kozen liever voor de huiskerken dan voor de door de staat gecontroleerde ‘Drie Zelf Kerken’.

Om de situatie van vrijheid en vervolging in China beter te begrijpen is het goed om een verschil te maken tussen de ‘vrijheid van religie’ en de ‘vrijheid van samenkomst’. De overheid bemoeit zich niet zozeer met wat de mensen geloven, als met de manier waarop grote groepen in het openbaar samenkomen. De huiskerken hebben te maken met veel praktische problemen. Afgezien van het feit dat ze geen eigen gebouwen kunnen kopen, mogen ze ook geen bankrekening openen en moeten de fondsen door een kerklid behartigd worden. Voorgangers gaan er van uit dat de veiligheidsdiensten vrij veel weten voer de activiteiten van de huiskerken. Hoeveel er daar van zijn, valt onmogelijk in te schatten. De veiligheidsdiensten van Nanjing (een stad met meer dan 15 miljoen inwoners) gaan er van uit dat er meer dan 5 000 huiskerken zijn met minstens 50 leden. Het cijfer heeft dus geen betrekking op huiskerken met minder dan 50 bezoekers.

China is verdeeld in provincies en de nationale overheid geeft veel verantwoordelijkheid aan de provinciale en lokale besturen. In sommige provincies kan de overheid huiskerken sluiten.
Volgens schatting bezoeken twee derden van de Chinese christenen een huiskerk. Het totaal aantal christenen wordt in China geschat tussen de 80 en de 130 miljoen. Een groot aantal, maar op een totale bevolking van 1,4 miljard uiteindelijk toch minder dan 10 procent van de bevolking.

Verandering
De Chinese maatschappij is voortdurend in verandering. Er is een grote stroom van het platteland naar de steden en daardoor groeien ook de huiskerken. Het is vrijwel onmogelijk om een goed zicht te krijgen op de diversiteit van die kerken, de omstandigheden waarin ze leven en de bedieningen die ze hebben. Maar wat in China gebeurt, is van belang voor de kerk wereldwijd. Uiteindelijk wordt China het land met de grootste groep christenen, en met een enorm potentieel aan zendelingen. Toen Jezus zei dat Hij Zijn gemeente zou bouwen, had Hij zeker ook China in gedachten.