Christen in de krijgsmacht

0
351
Kapitein ter Zee Niels Woudstra: Het is een paradox: als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog.

Interview: Johan Bos

In deze gebroken wereld is er voor militairen altijd werk. Kapitein ter zee Niels Woudstra, universitair hoofddocent aan de Nederlandse Defensie Academie, is marineman in hart en nieren. Tegelijk ziet de kolonel, die zes maanden lang commandant was van de Nederlandse troepen bij de VN-missie in Mali, uit naar het vrederijk waarover de Bijbel spreekt. Als christen hecht hij aan innerlijke vrede met God.

Dat laatste is voor een mens belangrijk, weet hij. Vandaar ook zijn betrokkenheid bij de Nederlandse Christenmilitairen Ontmoetings Kring ‘Cornelius’ (NCOK), een landelijk netwerk van christenen in de krijgsmacht. De NCOK werd in 1929 opgericht door officieren, maar is in de zeventiger jaren verbreed en nu toegankelijk voor alle christenmedewerkers bij Defensie, van matroos tot generaal. Zij ontmoeten elkaar op kazernes, squadrons en schepen.

“Overal in het land zijn kringen, waar christenen elkaar ontmoeten. De kringen zijn autonoom, maar sluiten zich meestal aan bij de NCOK”, vertelt Woudstra. In de bijeenkomsten wordt een fragment uit de Bijbel gelezen, gepraat over de praktische toepassing daarvan, ook in de militaire context, en gebeden. “Het heeft grote waarde als je als christenen bij elkaar komt. Dat gebeurt tegenwoordig ook steeds meer bij burgerbedrijven en de overheid. In heel het land zie je nu dat mensen met meer vrijmoedigheid hun geloof uitleven. Ook bij Defensie.”

Groei bij de NCOK is daarvan mede een gevolg. Niet dat alle initiatieven van christenen in de strijdkrachten daaronder vallen, want soms ontstaan informele christelijke netwerken, vaak overigens wel via kringleiders van de NCOK. Maar aansluiten bij de koepel, die bijvoorbeeld materiaal heeft en kan faciliteren, juicht hij toe.
Woudstra: “Ik kom nog wel mensen tegen die de NCOK niet kennen. De NCOK kan adviezen geven, biedt ondersteuning dankzij een fulltime office manager en werkt nauw samen met krijgsmacht predikanten. Wij kennen overigens geen lidmaatschap.”

Internationaal is er de Association of Military Christian Fellowships (AMCF), waarbij de NCOK is aangesloten en die in 2014 een wereldconferentie in Kaapstad hield. “Het was leuk daar mensen uit alle werelddelen te ontmoeten, ook mensen uit het voormalige Oostblok tegen te komen, met wie wij decennia geleden nog in de Koude Oorlog waren verwikkeld.”

‘Ieder heeft iets’
Woudstra: “Als militair kun je dingen meemaken, die je burger vrienden niet kennen. Daar komt bij dat je als militair niet elke avond naar huis gaat en vaak langdurig weg bent, bijvoorbeeld voor een missie. Dan ben je ook ver weg van je eigen thuisgemeente en netwerk. En vergeet niet dat we in principe elke drie jaar worden overgeplaatst.”

Hij maakte het zelf weer mee toen hij het bevel voerde in Mali. “We hadden daar een humanistische geestelijke verzorger, die geen kerkdienst kon en wilde verzorgen, waaraan toch wel behoefte bestond. Ik vroeg een majoor de diensten te leiden. Het werden spontane ‘ieder heeft iets’ diensten. Ik heb dat heel mooi gevonden. We kwamen als christenen, behorend tot die éne Kerk, bij elkaar. Van Gereformeerde Gemeente tot Volle Evangelie en alles daartussen. Ik heb er voor het eerst van mijn leven op hele noten Psalmen gezongen, maar ook de nieuwste liederen uit Opwekking, die ik nog niet kende. Centraal stond de liefde van Christus. De rest was bijzaak.”

Dynamiek
Hij werd geboren en groeide op in een hervormd gezin in de marinestad Den Helder, waar hij officieel nog steeds woont, al heeft hij ook een onderkomen in standplaats Breda en reist hij in het weekend naar Parijs, waar zijn huidige echtgenote, een Française, directeur van een verzorgingstehuis is. Zijn vader en diens broer waren marineofficier, zijn oudste zoon ook (de jongste koos voor de koopvaardij). Het zit in de genen blijkbaar. “Ik denk dat de appel niet ver van de boom valt”, zegt hij. “Het heeft misschien met erfelijkheid te maken, maar ook met opvoeding. Zelf ging ik in 1981 naar het Koninklijk Instituut voor de Marine, het KIM, mijn vader in 1948, mijn zoon in 2004. Mij trok vooral het heel gevarieerde bij de marine. Veel van de wereld zien, avontuur, dynamiek en kameraadschap. Ik heb het er eigenlijk altijd naar mijn zin gehad en zou er met de kennis van vandaag opnieuw voor kiezen.”

Twintig jaar lang zwierf hij als marineofficier op verschillende schepen over de wereldzeeën. Eigenlijk was hij voorbestemd om zelf het commando over een fregat te voeren. Maar dat kwam er tot zijn spijt niet van. “Het schip waarvan ik commandant zou worden werd aan Chili verkocht.“ Een van zijn mooiste reizen was die door de Middellandse Zee, naar onder meer India, Indonesië, Australië en Nieuw-Zeeland. “Zo’n reis heeft trouwens buiten oefenen vaak diverse andere doelstellingen, zoals diplomatieke en economische.”

Evangelisch
Op 17-jarige leeftijd kwam hij tot geloof, een jaar later koos hij voor de militaire loopbaan, die nu al 35 jaar duurt. Hij bleef altijd hervormd, met een evangelische inslag. Wat dat betreft heeft hij zich in de confessionele Nederlands Hervormde Gemeente in Den Helder altijd thuis gevoeld. “Een fijne gemeente met een evangelische onderstroom”, zegt hij. Daar paste volgens hem ook een voormalige voorganger in, die nauwe contacten met het Evangelisch Werkverband in de PKN onderhoudt.
Zijn geloof en zijn werk leveren geen spanningsveld voor hem op. Je kunt je afvragen of militair zijn niet haaks staat op het gebod ‘gij zult niet doden’, geeft hij toe. Maar Christus zelf heeft soldaten nooit veroordeeld. En ook de gelovige officier Cornelius in Handelingen hoefde zijn beroep niet op te geven, constateert de kolonel.

Woudstra: “Als je de Bijbel leest, zie je dat tegen de soldaten die naar Johannes de Doper kwamen, wordt gezegd: Pers niemand af en wees tevreden met je soldij. Een ander aspect is dat Paulus de geestelijke wapenrusting noemt. Dat beeld zou hij niet hebben gebruikt als hij fundamenteel tegen bewapening zou zijn. Er staat ook in de Bijbel dat de overheid het zwaard niet tevergeefs draagt. Haar is de zwaardmacht gegeven.”

Ook Hitler vormde destijds een regering. Moeten militairen klakkeloos altijd hun overheid volgen?
Woudstra: “Dat is voor hier en nu een hypothetische vraag. Als er een heel andere staatsvorm komt dan wij nu hebben, een extreem bewind, kun je in gewetensnood komen. Maar Nederland is één van de best functionerende rechtstaten ter wereld, een parlementaire democratie. Ik ben Nederlands staatsburger en heb in dit land met de overheid te maken. Je moet een verschil maken tussen moord en doodslag, waar je – behoudens noodweer – terecht voor wordt gestraft, en de gegeven zwaardmacht. Die twee staan los van elkaar. Zwaardmacht heeft niets met moordzucht te maken. Bloeddorstige mensen worden bij Defensie ook geweerd. Maar het kan militaire noodzaak zijn dat wij geweld toepassen, als opdracht in een missie. Dat er bij die strijd doden vallen, is beroerd. Geen doel op zich, maar een bijkomstigheid die zich bij militair optreden voordoet.”

Als christen kun je tegenover iemand komen te staan die tot hetzelfde Lichaam van Christus behoort…
Woudstra: “Je staat tegenover een medemens, wie hij of zij ook is. In dat opzicht zijn alle mensen voor mij gelijk. En christenen geloven in elk geval nog dat het leven niet eindigt met de dood.”
Hij staat niet als evangelist in dienst van de strijdkrachten, beseft hij. Het betekent dat je niet kan lopen te evangeliseren. Maar dat geldt in elke job, weet Woudstra. “Als je bij Shell voor 40 uur per week werkt, is het de bedoeling dat je het werk doet waarvoor je bent aangenomen. Je bent er niet voor andere activiteiten. Maar je kunt een getuige zijn door je houding. De Bijbel zegt: ‘Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend.’ Als ik steeds loop te chagrijnen op mijn werk is dat geen goed getuigenis. Wij hoeven niet voortdurend de tale Kanaäns te spreken, maar moeten ons werk goed doen.”

Brandweer
Hij is ervan overtuigd dat een zeker gewapend evenwicht in de wereld noodzakelijk is. “Als je oorlog wilt voorkomen, moet je goed bewapend en getraind zijn”, zegt Woudstra. “Het is een paradox: als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog.”

Woudstra: “Ik kom bij Defensie juist veel idealisten tegen. Mensen die als het er op aankomt bereid zijn hun leven in de waagschaal te stellen tegen een redelijk, maar voor de meesten toch niet al te hoog salaris. Voor een hoger doel: vrede en veiligheid. Tegenwoordig staan Nederlanders ook meestal achter ‘onze jongens en meisjes.’ Wat natuurlijk niet hetzelfde is als dat zij massaal achter elke beslissing over een missie staan. Maar het is een denkfout van het pacifisme, dat destijds een sterke lobby heeft gehad, dat je vrede bevordert door geen of een zwakke krijgsmacht te hebben. De wereldvrede is nog niet aangebroken. Ik vergelijk de krijgsmacht vaak met de brandweer. Heb je die niet dan loop je kans dat een hele wijk afbrandt, ook al is brand uitzonderlijk. Zo moet de krijgsmacht ook klaar staan om uitslaande branden te blussen.”

=======================================================
‘Leiden is leuk’
Behalve als universitair hoofddocent Maritieme Strategie aan de Nederlandse Defensie Academie in Breda, geeft Niels Woudstra ook wel eens colleges aan andere universiteiten, in Leiden, Utrecht of Groningen. Aan de faculteit in Breda kunnen studenten van onder meer KMA en KIM een bachelor programma volgen. Maar ook civiele studenten volgen zijn colleges. Omdat hij vorig jaar van maart tot en met september de leiding kreeg over de Nederlandse troepen (ongeveer 450 man), die deelnamen aan de Minusma-missie van de VN in Mali, moest hij het docentschap onderbreken. Voor het onderwijs werd vervanging gevonden, maar het onderzoek – voor 40% de taak van de faculteit – stond even vrijwel stil. In Mali was hij de hoogste militaire vertegenwoordiger van Nederland, maar de operationele leiding lag in handen van de VN.

Behalve op schepen, in Mali (bij de stad Gao) en Breda, werkte Woudstra gedurende zijn loopbaan onder meer in Engeland bij een hoofdkwartier van de NAVO. Niets ten nadele van zijn job in Breda zeggend, geeft hij wel toe dat zijn hart eigenlijk bij leiding geven ligt. “Ik vind leiden leuk. Samen met een team opdrachten uitvoeren en ook daarin mensen motiveren, coachen, bemoedigen. De valkuil is dat je macht naar toe trekt. Maar wie de eerste wil zij, moet aller dienaar worden. Leiden is dienen. Niet zelf in de schijnwerpers willen staan, maar er voor de mensen zijn. Dan krijg je overigens ook veel terug.”

=================================================