Herstel van de relatie met Israël is broodnodig

0
316
In verschillende van de brieven van Paulus schrijft hij heel gericht aan de niet-Joden die in de Jood Jezus zijn gaan geloven. We moeten ons realiseren dat de gemeenten die hij aanschreef vaak bestonden uit zowel Joodse als niet-Joodse gelovigen. Dat verklaart bijvoorbeeld bijna alle thema’s die hij behandelt in zijn brief aan de Romeinen.

Door Oscar Lohuis

Ook in zijn brief aan de gemeente te Efeze speelt dit. Hij schrijft: ‘u (heidenen, d.w.z. niet-Joden) …was vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte’ (2:12). Maar hij schrijft ook dat heidenen door Christus ‘niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God’ zijn geworden (2:19). Wij niet-Joden waren veraf, hadden geen hoop en waren zonder God in de wereld (2:12,13). Er was een scheidingsmuur die het niet-Joden onmogelijk maakte de tempel binnen te gaan. Maar Jezus is gekomen om die scheidingsmuur af te breken. Het bijzondere van het lichaam van Christus is dat daarbinnen de niet-Jood samen met de Jood de God van Abraham, Izak en Jacob kan aanbidden. Aan het kruis heeft hij niet alleen de vijandschap tussen God en mens gedood, maar ook de vijandschap tussen Jood en niet-Jood (2:16).

Relatie
Die scheidingsmuur was een probleem voor de heidenen, niet voor de Joden. Wij waren vervreemd, vreemdelingen, veraf, zonder God. Met Israël had God verbonden (let op het meervoud!) gesloten. Zij waren niet zonder God, wij wel. Efeze 2 doet ons beseffen dat ieder die in de Joodse Messias Jezus is gaan geloven vanzelfsprekend iets krijgt met Israël.

Mijn vrouw heet Loïs. Zij komt uit een betrekkelijk grote familie. Stel je voor dat ik tegen Loïs zou zeggen: ‘Lieverd, ik hou van je. Maar met je familie heb ik helemaal niets en wil ik niets te maken hebben.’ Dan zou ik haar verdriet doen. Door met haar te trouwen heb ik natuurlijk ook een relatie gekregen met haar ouders, broers en zussen en overige familieleden. Als wij tegen Jezus zeggen dat wij van Hem houden en bij Hem willen horen, maar daarbij zeggen dat wij niets met zijn volk te maken willen hebben, doen wij Hem verdriet. Jezus was niet anti-Israël. Hij was uiterst bewogen met Zijn volk en huilde om de aanstaande verwoesting van Jeruzalem. Een niet-Jood die met Jezus wil gaan optrekken behoort tegen Hem hetzelfde te zeggen als wat Ruth tegen Naomi zei: ‘Uw volk is mijn volk, en Uw God is mijn God’ (Ruth 1:16).

Bijzonder
Het bijzondere van de Gemeente van Jezus Christus is dat daarin Jood en niet-Jood samen optrekken. De mensheid bestaat historisch en principieel uit twee groepen: Joden en niet-Joden. Als je de Bijbel doorleest wordt dat wel duidelijk. De geschiedenissen gaan bijna uitsluitend over wat God aan Israël heeft geopenbaard en door Israël aan heel de wereld heeft gegeven en zal geven. Door geloof in Jezus mogen wij dat heil ook ontvangen. Uiteindelijk zal het verlossingsplan van God erin uitmonden dat alle heidenvolken massaal naar Jeruzalem zullen toestromen om in de wegen van de Heere onderwezen te worden (Jesaja 2:2-5). Het toekomstvisioen betreft het samen optrekken van de heidenen met de Joden om samen in het licht van de Heere te wandelen. In de gemeente van Jezus Christus gebeurt dat nu al. Dat maakt het lichaam van Christus zo bijzonder. Het is een voorafschaduwing van wat er straks op mondiale schaal gaat gebeuren.

Roeping
Als dat zo is, dan mogen wij niet gaan zeggen dat de relatie tussen de Kerk en Israël niet van belang is. Ook mogen wij niet gaan beweren dat de bijzondere roeping van de Joden sinds Christus voorbij is. Dan brengen wij juist dit bijzondere plan van God om zeep. Paulus schrijft op veel plaatsen dat er geen onderscheid is tussen Jood en Griek (niet-Jood), net als dat er onderscheid is tussen man en vrouw, slaaf of vrije. Het gaat dan over de wijze waarop – de weg waarlangs – mensen behouden worden. Maar dat wil niet zeggen dat er helemaal geen sprake meer is van het bijzondere van de relatie tussen Joden en niet-Joden. We zeggen toch ook niet dat er geen sprake meer is van het bijzondere van de relatie tussen man en vrouw, ook al is er wat betreft de weg tot behoudenis geen onderscheid tussen man en vrouw?!

Daarom is het een zeer grote dwaling om het blijvende van de bijzondere roeping van Israël te ontkennen. Omdat het Gods bedoeling met de Gemeente is om Joden en niet-Joden samen te laten optrekken is het heil van de Gemeente nauw verbonden met het heil van Israël. We moeten ons verootmoedigen en bekeren van de gedachte dat de Joden hebben afgedaan en dat wij het ware, het nieuwe, het geestelijke Israël zijn. Het is broodnodig om te bouwen aan herstel van de relatie met onze oudere broeder, Gods eerstgeboren zoon (Exodus 4:22).