Messiaanse Joden kunnen moeilijk ‘thuiskomen’

0
325

De kreet ‘Breng de Joden thuis’, waarmee Israël en niet de Here Jezus wordt bedoeld, wordt weliswaar door christenen geslaakt, maar het devies heeft voornamelijk succes als de erbij behorende actie op Joodse ongelovigen wordt gericht. Niet op geloofsgenoten, c.q. Messiaanse Joden dus. Want die stuiten in het beloofde land toch op nogal wat wettelijke hindernissen.

Dat blijkt uit een artikel van David van Capelleveen in IB Magazine, het blad van de zich met Bijbelverspreiding onder Joden bezig houdende organisatie Israël en de Bijbel. Het blijkt niet voor iedereen even eenvoudig te worden erkend als immigrant, constateert de auteur.

Hij somt diverse geruchtmakende rechtszaken op, die te maken hadden met de godsdienstige overtuiging van de betrokkenen. Zo mocht een Jood die talloze mensen van de Holocaust redde het land niet in omdat hij katholiek was geworden. In hoger beroep kreeg hij uiteindelijk een permanente verblijfsvergunning en op latere leeftijd is Oswald Rufeisen alsnog genaturaliseerd. De wetgeving is diverse malen veranderd, maar Messiaanse Joden pleiten er nog steeds voor een legitieme stroming binnen het Jodendom te zijn, hoewel zij in de Here Jezus geloven.

Pas in 2008 werd vastgesteld dat ‘onder bepaalde omstandigheden’ ook een Messiaanse Jood het land in mag. “Het gaat om Messiaanse Joden met alleen een Joodse vader of Joodse grootouders. Volgens de halacha is deze persoon nooit Joods geweest omdat de moeder niet Joods is. Van vrijwillige verandering van religie kan dus geen sprake zijn”, schrijft Van Capelleveen. Want daar gaat het om: bekering. Wie als Jood de Messias aanvaard, heeft een probleem als hij Israël in wil. “Ook iemand geboren uit een Joodse moeder die voor de geboorte van het kind van religie is veranderd, heeft recht op terugkeer. De moeder is immers geen Jood meer. Dit is een heel vreemde juridische constructie, maar heeft ervoor gezorgd dat het voor veel meer Messiaanse Joden mogelijk is om alija (Hebreeuws voor opgaan, red.) te maken”, zegt de auteur.

Het heeft allemaal te maken met de zogenoemde Wet op de Terugkeer, die in de loop der jaren is aangepast. Een wet die trouwens ook voor spanningen tussen de drie hoofdstromingen in het Jodendom zorgt. Shoshana Miller, bijvoorbeeld, probeerde in 1985 te emigreren naar Israël, na zich in Amerika tot het liberale Jodendom te hebben bekeerd.  Maar zij werd in het land niet als Jood erkend, omdat het orthodoxe rabbinaat daar haar haar bekering niet goed keurde. Ze kon wel het staatsburgerschap krijgen, maar op haar identiteitskaart moest dat ‘bekeerling’ staan. Er ontstond een politieke rel, Miller won tenslotte te zaak, maar kwam van het stigma bekeerling nooit af.

En in 1987 kwam een Zuid-Afrikaans Joods paar het land niet in, omdat het de Here Jezus wilde volgen, maar eigenlijk met het traditionele christendom niks had en zich aan de Thora hield. Hun eerder naar Israël geëmigreerde kinderen hadden daar in het leger gediend, maar het hooggerechtshof besloot dat Messiaanse Joden nu eenmaal een andere religie hebben en daarom geen recht hebben op terugkeer. Die groep zit dus in een lastig parket, constateert Van Capelleveen. “Of ze moeten liegen en zeggen dat ze niet in Jezus geloven, of ze moeten via een andere weg naturaliseren. Dit laatste houdt in dat ze minimaal drie jaar in Israël hebben gewoond, de taal machtig zijn en een vaste verblijfplaats en inkomen hebben. En dit alles zonder hulp van de overheid.”