In kerststallen kom je, naast de mensen uit het evangelie, ook een aantal dieren tegen. Ieder jaar zijn ze er weer om het romantische tafereel in de stal van de ‘stille en heilige nacht’ te verbeelden. De dieren in het kerstverhaal, de os en de ezel, de schapen van de herders, de kameel, een paard en soms ook een olifant, de rijdieren van de Wijzen uit het Oosten, ze staan in wisselende samenstelling bij de stal. Waar komen die dieren vandaan?
De geboorteverhalen in de Evangeliën vertellen er niets over.
Op andere plekken in de Bijbel kom je ze tegen. Bij Jesaja lees je dat God zegt: “Ik heb mijn kinderen opgevoed en grootgebracht, maar ze zijn tegen mij in opstand gekomen. Een rund (de os) herkent zijn meester, een ezel kent zijn voederbak, maar Israël mist elk inzicht, mijn volk leeft in onwetendheid.”
Hier zijn dieren een voorbeeld, zij beseffen wie God is. Daarom zijn de os en de ezel, volgens de traditie, bij de geboorte van Jezus.
In de 13e eeuw komt Franciscus van Assisi met zijn prachtige idee van een levende kerststal, inclusief os, ezel, kamelen, schapen. Er komen steeds meer dieren bij. Dit heeft hij niet zelf bedacht. Ook dit idee komt uit Jesaja. In de kersttijd wordt zijn visioen over het Messiaanse Vrederijk (Jesaja 11) vaak gelezen. Dat visioen gaat over de toekomst van God. Het is de toekomst van ‘vrede op aarde’. Vrede tussen mensen onderling, en ook vrede tussen de dieren. Wolven en lammeren leven bij elkaar, schapen en leeuwen groeien samen op. Allemaal leven zij in harmonie met elkaar, de mensen, de dieren en God. Dat is: ‘Vrede op aarde’.