Een geestelijke egel

0
218
Op een frisse lenteavond liep ik in de schemering nog even naar de brievenbus, twee straten verderop. Toen ik bij de brievenbus kwam, bewoog er iets vlak bij mij op de grond. Ik stond stil. En hij ook. Een kleine egel, vlak naast mijn voeten. Hij keek even opzij met een kraaloogje op zijn spitse hoofd, en bleef rustig vlak naast me zitten.

Door Arie-Jan Mulder

Er kwam een mevrouw aan, met een dikke stapel brieven in haar hand. Ik voelde dat ze even aarzelde wat die meneer in de zin had, die daar zo stilletjes naast de brievenbus stond. Ik wees met mijn stok en zei: “een egeltje”. Ze bleef ook staan kijken. Het egeltje deed een stapje naar links, een stapje naar voren, snuffelde aan de grond, en deed nog een stapje naar rechts. Toen verscheen een meneer met een hondje aan de ene, en brieven in de andere hand. Hij kon niet bij de brievenbus, omdat de mevrouw en ik daar stonden, met onze blik aan de grond. “Een egeltje”, zei ik tegen hem. En ook hij keek geïnteresseerd naar het rustig rondkruipende diertje. Zijn hond niet, die had geen zichtbare belangstelling voor die wandelende sprietenbaal. Misschien had hij er slechte ervaringen mee? Het egeltje was intussen uitgekeken, wandelde de naastgelegen tuin in, en verdween. Wij deden om de beurt onze brieven in de bus, en wandelden in de frisse avondkou weer naar onze warme huizen.

Stekelig
Terwijl ik terugliep naar huis, vroeg ik mij af hoe het kwam dat die egel zich niets van ons aantrok. Dat zou wel zijn omdat hij zich veilig voelde met zijn aangeboren stekelige bescherming. Bij gevaar zou hij zich immers oprollen, en dan zouden zijn stekels hem beschermen, als een soort levend harnas.

Dat herkende ik eigenlijk wel. Ik heb dat zelf ook: als iemand mij te na komt, dan zet ik ook zomaar mijn stekels op, en trek ik mij terug in mijzelf. Ik ben dus zelf van nature ook een beetje een egel. Het domme is alleen dat de aanleiding voor mijn egel-gedrag vaak niet klopt. Want wat ik ervaar als bedreigend, is lang niet altijd zo bedoeld. Dat heeft vaak meer met mijn eigen gevoeligheden te maken, en met dingen waar ik vroeger in gekwetst ben geweest. Dus ik hijs mij wel eens onnodig in mijn wapenrusting, zogezegd. Dat kan soms lastig zijn in de omgang met andere mensen, vooral als die ook zo reageren. En wie doet dat niet, eigenlijk? We hebben allemaal zo onze egel-neigingen.

Wapenrusting
Intussen was ik weer bij mijn huis aangekomen, en stapte naar binnen. “Wapenrusting”, dacht ik “daar zeg je zoiets”. Daar had Paulus het ook over. Dat ging ook over een bescherming tegen vijanden. Maar dan een geestelijke bescherming. Als Paulus aan de gemeente in Efese wil uitleggen dat onze kracht niet bij onszelf ligt, maar bij de Heer, dan gaat hij dat beeld van een wapenrusting gebruiken. Een geestelijk harnas, dus. Als we dat harnas aantrekken, verstoppen we ons eigenlijk in God, en zijn we onkwetsbaar voor de boze. Zo kan je dus echt onbezorgd rondwandelen op aarde. Op die manier lijk je ook op een egel, maar dan een geestelijke egel.

Kapstok
Ik trok mijn jas uit, en hing hem aan de kapstok. En ik bedacht dat ik wel wilde proberen om wat minder een natuurlijke egel te zijn, en wat meer een geestelijke egel. Een prikkelende gedachte.

Boeken van Arie-Jan Mulder vind je hier!