Hebben en zijn

0
186
In het evangelie ligt een diepe kloof tussen hebben en zijn.

Door Arie-Jan Mulder

In 1952 schreef Ed Hoornik een prachtig gedicht over twee centrale woorden in onze taal, de woorden hebben en zijn. Maar het gedicht gaat verder dan die woorden, het laat eigenlijk twee fundamenteel verschillende manieren van leven zien:

Op school stonden ze op het bord geschreven,
het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
de ene werklijkheid, de andre schijn.

Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven de dingen uitgeheven,
vervuld worden van goddelijke pijn.

Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.

Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
is kind worden en naar de sterren kijken,
en daarheen langzaam worden opgelicht.

Hoornik was een man die erg met mensen betrokken was. Hij heeft zelf in zijn leven de diepst denkbare ellende doorgemaakt tijdens zijn gevangenschap in Dachau, die hij overleefde, en had daarna nog meer oog voor de diepten van het menselijke bestaan. Daarover wist hij aangrijpende gedichten te schrijven, en dit is daarvan wel één van de allermooiste. In een paar zinnen, en met maar enkele beelden, weet hij de tegenstelling tussen het tijdelijke en het eeuwige op te roepen. Hebben is een tijdelijke zaak, maar zijn gaat door tot in eeuwigheid.

Surrogaat
Het eerste woordje dat ons eerste kind kon zeggen was ‘hebbe’. Dat is wel treffend: wij mensen willen de omgeving naar ons toe halen, willen dingen gebruiken en bezitten, vanuit het sterke gevoel dat dat bijdraagt aan ons als persoon. In onze cultuur herken je dat aan hoe we naar onszelf en naar anderen kijken: welke smartphone heb je, in welk type auto rijd je, wat voor kleren draag je, enz. En dat kan leiden tot rivaliteit, tot wrijving, en tot oorlog, zoals Hoornik schrijft.
Als je dat doortrekt, dan zou je kunnen zeggen: wie je bent, wordt bepaald door wat je hebt. Maar een andere dichter (en theoloog), Willem Barnard zei hierover: ‘Als het er op aan komt is hebben een surrogaat van zijn’. En dat is heel raak gezegd. Dingen die we hebben voegen niet werkelijk iets toe aan wie we zijn.

Geen pijn
In het evangelie ligt net zo’n diepe kloof tussen hebben en zijn. Dat is niet zo vreemd, want het evangelie gaat natuurlijk ook over de diepste verlangens van de mens. En ook daar ligt de verleiding van het hebben op de loer.
God maakt het ons mogelijk om weer mens te zijn en met hem verbonden te zijn, ook in deze gebroken wereld. Maar hoe vaak wordt dat niet ingevuld met allerlei vormen van hebben: we willen een fijne kerk hebben, waar dingen gepreekt worden die ons bevallen, we willen genezing, we willen bevrijding van wat ons hindert, we willen ervaringen, we willen respect, enz.
Onze behoefte aan zulke dingen heeft te maken met ons verlangen om de pijn in ons leven te verminderen en het leven wat comfortabeler te maken. En dat is heel begrijpelijk. En God is zo lief dat hij ons ook soms zulke dingen geeft.

Kiezen voor pijn?
Het is op zich niet verkeerd om verlangens te hebben, ook niet in de kerk. Maar dat is niet het meest wezenlijke. Want de kern van het evangelie gaat niet over hebben, maar over zijn: trouw zijn, naaste zijn, beeld van Jezus zijn, voor de ander zijn zoals God voor ons is, enz. Het lastige is dat dat juist pijn kan doen. Want wanneer we er uit liefde voor kiezen om er voor de ander te zijn dan kost dat ons vaak iets – of soms zelfs veel.
Hebben, ervaringen hebben, het goed hebben, is feitelijk een vorm van pijn vermijdend gedrag. Maar zijn, de keus om er te zijn voor de ander zoals God er altijd voor ons is, dat is juist iets waardoor we soms pijn moeten lijden.

Een weg die omhoog voert
Dat is de liefde die de bijbel ons leert. Liefde is niet hebberig, maar gevend. En die liefde kost ons juist iets en vraagt offers. Zelfzucht is hebben, maar liefde is zijn, zelfs tot aan de dood op een verachtelijk kruis, zoals Jezus zo aangrijpend heeft laten zien.
Daarom betekent bijbelse liefde niet dat wij een fijn gevoel hebben over een ander, maar dat we er voor die ander zijn, wat het ons ook kost.
Dat is niet altijd eenvoudig, maar het is wel een goddelijke weg, een weg die omhoog voert, zoals Paulus uitlegt in zijn eerste brief aan de mensen in Korinte. Want alles wat we hebben gaat voorbij, zelfs de gaven van de Geest die God ons gegeven heeft. Maar de liefde blijft, en ‘Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze’ (1 Korinthen 13:7). Of, nogmaals in de woorden van Hoornik:

Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
is kind worden en naar de sterren kijken,
en daarheen langzaam worden opgelicht.