Toch is het het opmerken waard dat het bloed van Jezus op zich geen enkele reddende kracht heeft. Het gaat in al deze verzen niet om létterlijk bloed, maar om het leven dat gegeven wordt. Het leven is ín het bloed, dus als het bloed uitgestort wordt, geeft Jezus zijn leven. Daarvoor gaf Hij zich over aan mensen die Hem wilden vermoorden. De veroordelingen, martelingen, geselingen, slagen en striemen die de mensen (Romeinen, heidenen, joden) Jezus toebrachten, kunnen op zichzelf onmogelijk tot onze redding geweest zijn. Sterker: zij maken onze zonde en schuld als mensen alleen maar groter. Een paar voorbeelden. De doornen kroon die op zijn hoofd gepland werd, maakte de schuld van de beulen slechts groter. De striemen op zijn rug maakte de schuld van de folteraars groter. De speerpunt van de Romeinse soldaat in Jezus’ zij, maakte zijn zonde alleen maar groter. En zo kunnen we nog wel even doorgaan.
Nee, niet het bloed dat letterlijk uit Jezus’ lichaam stroomde, verzoende ons met God. De veroorzakers van dat specifieke lichamelijke leed, brachten ons alleen verder van God. Daarom waren niet de striemen die wíj Jezus toebrachten tot onze verzoening en genezing, maar de geestelijke striemen die Gód Hem toebracht. Hij werd van Gód verlaten. En Híj gaf de geest toen Hij zijn leven voor ons gaf.
KK