De blues muziek ontstond op de plantages van de Zuidelijke staten in Amerika. Ik hoorde B.B. King in een muziekspecial uitleggen waardoor de bluesmuziek tot stand kwam. De katoenplukkers in de 18e en 19e eeuw mochten alleen maar gospel liederen zingen tijdens hun werk. Vandaar uit bezongen ze hun miserabele bestaan. In hun ellende vonden ze de kracht om melodieën te bedenken waarmee ze sores als het ware konden wegzingen, blues muziek. Zielenpijn, lichamelijke pijn en belabberde omstandigheden maken in de mens bepaalde emoties los van waaruit ze toch kracht putten, tezamen met een rotsvast geloof in God. In een, voor mij, ver verleden verkeerde ik heel lang in een burn out. Uit die tijd kan ik mij nog goed de sombere dagen herinneren. Die donkere sluier in je hoofd kreeg je niet zomaar weg. Het deed vaak pijn, een pijn ook die ik niet kan omschrijven maar mensen die het hebben meegemaakt weten wat ik bedoel.
Elly en Rikkert zongen in een kinderliedje, ‘Kop op Job, geef het niet op Job’. Dat was een zin die mijn somberheid zomaar kon doen verlichten, want ik wist wat ze ermee bedoelden. Het ging over de Bijbelse persoon Job. Als er een de blues had kunnen uitvinden, dan was dat Job wel. Man, man, wat een bak ellende heeft die man over zich heen gehad. Maar het verhaal van Job kent ook een happy end. Dat is niet voor iedereen weggelegd. ‘En de Here bracht een keer in het lot van Job, toen hij voor zijn vrienden gebeden had. Mijn schoonzus is ook ondanks haar pijn een bidder voor anderen. Ik hoop en bid dat de Heer ook bij haar en bij zo velen een keer in het leven zal brengen. Zingen helpt ook, al is het maar voor even. Daarom dan, sing the blues…
Peter