Het ‘tot de dood ons scheidt’ was hem te gek voor woorden. En ik weet inmiddels dat bij veel hedendaagse jonge aanstaande echtparen deze teksten ook gebruikt worden. Mogelijk in andere varianten. Alles moet kunnen moet je maar denken.
Door Peter Bakker
De afgelopen week ging ik met mijn vrouw op ziekenbezoek bij een ouder echtpaar van onze gemeente. Ze zijn bijna zestig jaar getrouwd en hebben dan ook het nodige meegemaakt in hun huwelijksleven. Beiden tachtig, hij wat stram en moeizaam lopend, zij tobt al enige jaren met een teruglopende gezondheid. Al heel lang heeft ze last van ingezakte ruggenwervels en mede daardoor heftige pijnen die met de nodige pijnstillers onderdrukt worden. We kennen elkaar al vele jaren. Beide heel actief in het gemeenteleven, van jeugdwerk tot ouderenzorg. Ik heb haar de afgelopen paar jaar zienderogen achteruit zien gaan. En enige weken geleden toen ze voor de laatste keer de zondagdienst bezocht en ik haar hartelijk begroette, zei ze me dat het niet lang meer zou duren. Ik wuifde het weg met de woorden, ‘wie dat zegt leeft nog heel lang.’ Maar diep in mijn hart wist ik dat ze weleens gelijk kon hebben. Haar levenslust en kracht waren verdwenen. Ik zag een lichamelijk geknakte vrouw. Ze staat dan ook permanent op de gebedslijst. En er is al wat afgebeden voor haar.
Na een plotselinge opname in het ziekenhuis voor de nodige onderzoeken mocht ze naar huis. Haar darmen werkten niet goed meer, ze had er ook geen controle meer over. Zienderogen viel ze af en mocht alsnog naar huis. Haar man vertelde op een zondag dat hij zijn vrouw niet lang meer bij zich zou hebben, en dat hij daar, hoe gek dat ook mag klinken, vrede mee heeft.
Nu stapten wij naar binnen om bij haar op bezoek te gaan. Toen ik per telefoon een afspraak maakte waarschuwde hij me dat ik niet moest schrikken bij de ontmoeting met zijn vrouw. Ik was voorbereid maar dat viel vond ik wel mee. Ze lag in de woonkamer op een soort van slaapbank. Een ziekenhuisbed was in bestelling. Ze lag echt als een klein aangeschoten ziek vogeltje in haar bed. We begroeten haar zacht en voorzichtig want ze was zo broos geworden. Ik had met haar te doen. Ze sliep veel zei haar man. En zelf zei ze me dat het nu echt niet meer lang zou duren. Maar ze zag uit naar haar Heer en Heiland. Op een gegeven moment kreunde ze dat ze naar de toilet moest. Haar man zei dat haar luier dan vol liep. Hij ging voor haar staan zette haar voorzichtig overeind en trok haar overeind. Zij hield zijn handen beet en hij liep achteruit naar het toilet met haar. Voetje voor voetje schuifelden ze door de kamer. Dat ging zo terug op dezelfde wijze. Het had iets vertederends, zo ontroerend, een soort van laatste dans in liefde en genegenheid. Hij vertelde me dat hij haar zou verplegen tot ze heengegaan was. Dat heb ik haar immers beloofd toen we trouwden, zo sprak hij fier met een lichte trilling in zijn stem. Dat vond ik dapper en moedig van hem. Ik bad geknield bij haar bed met haar. Ze hield mijn handen beet. Tot slot zei ik tegen haar dat Jezus van haar hield en ik ook. Dat weet ik fluisterde ze, ‘ik houd van Hem en ook van jou.’ Ik kuste haar op haar voorhoofd en we beëindigden het bezoek. Aangedaan liepen we samen naar de auto. ‘Tot de dood ons scheidt schat’ zei ik tegen mijn vrouw. Wat een liefde heb ik daar gezien en geproefd.