Vrijheid als afgrond

0
901

‘Jij gelooft alleen maar in God omdat je bang bent voor het niets,’ werd me eens gezegd. ‘Je bent geen vrij mens.’ Het lastige van deze insinuatie is, dat die niet onwaar is. Als weerwoord schoot me het volgende plaatje te binnen: je staat aan de rand van een afgrond. Ben je dan vrij om te kiezen tussen springen of een stapje terug doen? Jawel, maar die vrijheid kun je maar op één manier bewijzen: door te springen! Dan pas lever je het bewijs dat je vrij staat tegenover je angsten. Je bent dan alleen wel dood. Geloven in God betekent in deze vergelijking inderdaad dat je niet springt en dus afziet van absolute vrijheid. Het verwijt heeft een punt: de angst voor een leven zonder God speelt mee. Je doet een stapje terug en levert iets van je vrijheid in. Er is echter een motief voor de geloofskeuze dat zwaarder weegt dan de angst, en dat is de liefde.

Vrijheid of pijn
In Huis clos van Jean Paul Sartre zijn drie gestorvenen in een afgesloten kamer voor eeuwig tot elkaars gezelschap gedoemd. Zij worden louter door de onontkoombare aanwezigheid van die twee anderen, voor altijd herinnerd aan hun naargeestige en troosteloze bestaan. Dat feit ontlokt aan één van hen de wrange woorden ‘L’ enfer, c’est les autres’, ‘De hel, dat zijn de anderen’. Niet de plaats, niet de omstandigheden maar de anderen vormen hun hel. Ze hebben niet eens de vrijheid om in de vergetelheid te verdwijnen. Absoluut vrij ben je pas in volstrekte eenzaamheid.
In het leven van alledag is absolute vrijheid dan ook een tour de force. Wie liefheeft – en wie doet dat niet – houdt rekening met de wensen van degenen op wie de liefde zich richt en beperkt door die liefdesrelatie zijn eigen vrijheid. Wie die beperking niet wil, maakt zich los van de liefde. Zo iemand springt daadwerkelijk in de afgrond. Hij heeft zijn bewijs maar is wel dood.
In een straatkrant schreef een vrouw dat zij had besloten niet meer lief te hebben om daarmee het risico te vermijden opnieuw de pijn van de ontrouw te moeten doorstaan. Die vrijheid heb je als mens. Maar je kunt er ook voor kiezen om wel lief te hebben en de eventuele pijn te accepteren. Daarmee geef je aan de liefde een waarde die boven je persoonlijke vrijheid uitgaat.

Hij sprong
Wie absoluut vrij wil zijn, moet stoppen lief te hebben. Liefde beperkt je vrijheid. Dat kan heel ver gaan. Het is zelfs mogelijk dat de liefde van je eist om te springen.
‘Niemand heeft meer liefde dan wie zijn leven geeft voor een vriend,’ zei Jezus.
In dat geval bewijs je door te springen niet je absolute vrijheid maar de keuze voor een hogere waarde. Jezus zelf deed dat. Hij was zich bewust van de horror die hem zou overkomen. Hij keek recht de afgrond in. Maar hij deed geen stapje terug. Hij gooide het niet op een akkoordje met de godsdienstige leiders. Hij bleef uitspraken doen die hem als godslastering werden aangewreven en hij schold hen bovendien uit voor adders. Jezus deed ook geen stapje terug voor de politiek. Hij gaf zich niet gewonnen, noch aan de zelfrechtvaardiging van het gewapende verzet tegen de Romeinen, noch aan de angst van het establishment dat compromissen zocht met de bezettende macht.
‘Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld,’ hield Hij deze wereld voor.
Hij kwam niet voor religieuze, politieke of sociale hervormingen. Zijn missie was om ons, mensen die van God zijn vervreemd tot hem terug te brengen. Hij koos voor de liefde, en wel tot in de uiterste consequentie: springen!

Inleveren
Nu wordt het waarom van het geloof in God misschien helder: Jezus liet zich zijn vrijheid ontnemen en zijn enige motief daarvoor was de liefde. Welk ander motief kan er dan zijn om in God te geloven? Geloven in God is dan ook niet maar geloven dat Hij bestaat. Het is ook niet geloven in een complete geloofsleer. Het is ook niet geloven in een onberispelijk leven. Het is ook niet geloven in wonderen. Het is ook niet geloven in seintjes van de hemel. Het is ook niet geloven in dromen, visioenen, geestelijke vergezichten. Het is ook niet geloven in zegeningen als rijkdom, gezondheid, een goeie baan. Het is ook niet geloven in een gevoel. Het is ook niet geloven in een theologie of een godsbeeld. Het is ook niet geloven in het geloof, in de kerk, in de doop, in de geloofsbelijdenis. Het is niet eens geloven in de Bijbel. Dat zijn allemaal bijproducten, accessoires van het geloven in God. Ze komen er misschien bij maar daar gaat het niet om. Geloven in God is houden van God. Dat is het. En als het dat niet is, is het niet geloven in God maar geloven in iets anders. Wie van iemand houdt, is het om de geliefde zelf te doen en niet om de uiterlijke verschijning van de geliefde. Want in dat geval zal wanneer de kracht, de schoonheid of de vitaliteit van de geliefde afneemt, ook de liefde voor deze persoon verdwijnen. Wie de bijproducten van het geloof in God liefheeft en niet God zelf, zal wanneer al die gaven hun kracht verliezen, ook zijn geloof in de Gever kwijt raken.
Geloven in God is God liefhebben, en leven naar wat deze liefde van ons vraagt. Dat betekent dat je afziet van totale vrijheid. Wie in dat kader zegt dat je geen vrij mens bent, heeft gelijk. Daar heb je immers vrijwillig voor gekozen.

Leo de Vos (Voormalig medewerker EO Kinderprogramma’s) / Foto: Pixabay.com