Wie ben ik?

0
158
Ik ben bemind:
“God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is” (Rom. 5:8).

Ik ben gekocht:
“Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden” (Gal.3:13).

Ik ben een kind van God:
“Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven” (Joh. 1:12).

Ik ben rein:
“Gij zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb” (Joh. 15:3).

Ik ben heilig:
“Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods” (Ef. 2:19).

Ik word geleid door de Heilige Geest:
“Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods” (Rom. 8:14).

Ik ben een erfgenaam van God:
“Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon; indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam door God” (Gal. 4:7).

Ik medeerfgenaam van Jezus Christus:
“Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking” (Rom. 8:17).

Ik ben een vriend van Jezus:
“Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt” (Joh. 15:15).

Ik ben de tempel van de Heilige Geest:
“Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn” (2 Kor. 6:16).

Ik ben met God verzoend:
“En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft” (2 Kor. 5:18).

Ik ben een wonder:
“Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid, wonderbaar zijn uw werken; mijn ziel weet dat zeer wel” (Psalm 139:14).

Ik ben een levende steen:
“…en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus” (1 Petr. 2:5).

Ik ben een lid van het Lichaam van Christus:
“Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden (1 Kor. 12:27).

Ik ben één met de Heer:
“Maar die zich aan de Here hecht, is een geest met Hem” (1 Kor. 6:17).

Ik ben een hemelburger:
“Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten” (Fil. 3:20).

Ik ben een reiziger:
“Geliefden, ik vermaan u als bijwoners en vreemdelingen, dat gij u onthoudt van de vleselijke begeerten, die strijd voeren tegen uw ziel” (1 Petr. 2:11).

Ik ben het zout van de aarde:
“Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden” (Mat. 5:13).

Ik ben het licht van de wereld:
“Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven” (Mat. 5:14).

Ik ben een kind van het licht:
“…want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags. Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe” (1 Tess. 5:5).

Ik ben een vruchtbare rank aan de wijnstok:
“Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen” (Joh. 15:5).

Ik ben genezen:
“… die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen” (1 Petr. 2:24).

Ik ben in God uitverkoren:
“Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren voor de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de heerlijkheid zijner genade, waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde” (Ef.1:4-6).

Ik ben een slaaf van de gerechtigheid:
“Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid?” (Rom. 6:16).

Glorie aan God! Al die kwalificaties die je zojuist gelezen hebt, slaan op jou, omdat je in Christus bent en Zijn zalving hebt ontvangen. Dat is geweldig!

Enquête: 021-Ik weet zeker dat ik eeuwig leven heb!