Romeinen 3,31-4,5

0
646
Rm.3,31 is een scharnier-vers terwijl Rm. 4, 1 nogal moeilijk is te vertalen. Zonder op de mogelijkheden in te gaan lijkt het de zaak de betekenis van het vers uit de tekstomgeving te reduceren.
Paulus heeft voor Joodse begrippen, een gewaagde uitdrukking laten horen; de zaligheid is eerst voor de Jood en dan voor de Griek; zie Rm. 16.17. Jood en wet horen bijeen en daarom de vraag die een ontkenning in zich draagt: Stellen wij door het geloof de wet buiten werking? Nee dus de wet wordt door het geloof bevestigd. Om deze verklaring kracht bij te zetten gaat Paulus (juist als in Rm. 9) terug naar de bron van Israëls ontstaan en u raadt het al dat is Abraham. Nu Rm 4,1 Letterlijk staat hier: “Wat heeft onze voorvader Abraham gevonden naar het vlees?” Ruim opgevat: “Wat is Abraham tegen gekomen op weg naar de zegen, waardoor hij een zegen is geworden?” Rm 3, 21f.f. geeft uiteraard het antwoord: het gaat om de rechtvaardiging door het geloof!
Deze rechtvaardigmaking, is deze verdient door werken en dus uitgekeerd als loon? Is deze een gift uit genade; zie Efeze 2, 8-10?
Het komt eigenlijk hier op neer dat Abraham als een schatgraver gezocht heeft naar de schat in de akker en deze heeft hij uiteindelijk gevonden (Mt. 13,44); want bezig met met ploegen komt deze schat bij wijze van spreken boven de grond!

Opmerking: Vers 4.5 daar komen we de geweldige uitdrukkingen toegerekend en gerekend tot tegen. Dit is de kern van de rechtvaardig verklaring. Toerekenen niet als loon voor geleverde arbeid, geloof gerekend tot gerechtigheid (onverdiende zaligheid) Geloof staat uiteraard niet op zichzelf! Integendeel het is geloof dat zich richt op Jezus voorgesteld als Zoenmiddel; de vorige studie is dit aan de orde gekomen! Mijn vraag is: Is deze zaligheid al uw eigendom doordat Christus u heeft aangenomen en u Hem hebt mogen aannemen? !
Paulus citeert Gen 15, 6 waar Abraham, nadat hij Kanaän heft veroverd, zit te tobben over Gods beloften. Hij mag de sterren tellen en God beloofd hem zo zal uw nageslacht zijn. Abraham geloofd deze belofte en God rekent dat geloof toe tot gerechtigheid.

Rm. 4, 5-8
Nog een bewijs uit de Schrift. Paulus wijst op twee Psalmen van David welke allebei spelen rond de zonde die hij doet met Bathseba en de moord op haar man Uria! In Ps. 32, en Ps.51 Eigenlijk zou je alle twee Psalmen voor jezelf een moeten doorlezen. Citaten vanuit OT in het NT zijn altijd gebruikt met meewegen van de context; de schrijvers gaan ervan dat deze bekend zijn. David spreekt spreekt de mens zalig omdat de Heere zijn schuld bedekt en zijn zonde niet toerekent maar daar in tegen de zonde vergeeft. Zalig de mens van wie de zonde bedekt is (verzoend in het  Hebreeuws “Cifer” een werkwoordvorm welke in Engels te horen is in het werkwoord “to cover”.) David is geestelijk uitgeteld. U bent die zondaar die heeft gemoord en heeft gestolen. David kan alleen maar vragen om ontzondiging en herstel! Ontzondiging met Hysop legt de lijn naar de Grote Verzoendag waar de Hogepriester met een hysop kwast bloed op het verzoendeksel van de ark ( Rm. 3,25) sprenkelt en David bidt dat Heilige Geest niet wordt weggenomen zoals bij Saul, maar dat hij koning mag blijven.

Opmerking de zonde wordt bedekt (verzoend door het bloed van Golgotha. Menselijke verdienste is onmogelijk. Rechtvaardigmaking is een geschenk van God, aan te nemen door geloof!
Deze waarheid benadruk de apostel en dit is het hart van het evangelie; rechtvaardig verklaring door geloof zonder toevoeging of in rekening brengen van eigen werk; zie Filipp. 3,9.

Rm. 4, 9-12
Deze zaligspreking van David is die nu alleen bestemd voor de Joden of geldt deze eveneens voor de heiden? U begrijpt een belangrijke vraag! Paulus gaat voor de beantwoording van  deze vraag opnieuw naar Abraham. De Christen zonder Joodse achtergrond zou kunnen veronderstellen dat David slechts de Joden op het oog heeft, terwijl de Jood zich nog steeds als de uitverkorene beziet. Paulus gaat opnieuw uit van de belofte in Gen. 15,6, maar gebruikt dan het tijdsverloop tussen Gen. 15-Gen. 17 als argument. In Gen. 17 is Abraham rond de 100 jaar is Ismaël al via Hagar geboren en en moet de zoon van de belofte nog geboren worden; Izaäk. God verschijnt hem en geeft hem het verbond van de besnijdenis. Ismaël. Eliezer en ook Abraham worden besneden. Deze verbondsluiting met als teken de besnijdenis is dus later en dient als een bevestiging voor het geloof dat Abraham al heeft voordat de besnijdenis een feit is. Het geloof gaat de besnijdenis vooraf en is daarom leidend m.b.t. de toerekening van de rechtvaardigmaking. Besnijdenis is daarom waardevol als het geloof aanwezig is.

Sla eens op Rm. 2, 25-29 daar legt de apostel uit hoe het met de besnijdenis in elkaar steekt. Het gaat om echtheid en levend geloof; als de lijn wordt doorgetrokken. Besnijdenis als teken van het verbond heeft slechts nu als men volmaakt de wet houdt en dus moet de besneden Jood, als zondaar,  zijn heil zoeken bij de Messias. Het is trouwens om deze reden helder dat de apostel samen met Barnabas zich hardnekkig verzet tegen de verplichte besnijdenis van niet Joden. In de Galatenbrief legt de apostel uit dat de klok dan terug wordt gezet. Een heiden geplaatst door het bloed van het Lam onder het nieuwe verbond wordt a.h.w. terug gevoerd naar een schaduw gebeuren

Rm. 4,13-25
Deze verzen horen bij elkaar en ronden de discussie af. Wellicht is het zinvol om eerst eens vers 24.25 en Rm.5, 1 eens te lezen. “…maar ook omwille van ons , aan wie het zal worden toegerekend, aan ons namelijk die geloven in Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, Die om onze overtredingen is overgeleverd, en opgewekt is on onze rechtvaardiging. Wij dan, gerechtvaardigd door het geloof, hebben vrede met God door onze Heere Jezus Christus.”
Dit is het uiteindelijke eindpunt van het betoog van de apostel, het gaat om bestendige vrede met God, die is ontstaan door vergeving van zonde en een nieuw leven, voor Gods aangezicht; staan in de genade.
De volgende studie wordt daar verder op ingegaan nu de de toerekening.

Het gaat om de toerekening van de rechtvaardigmaking! Uit het leven van Abraham blijkt dat hij gelooft in God die a. schept uit niets en b. doden levend maakt. Jk. 2,21-23 legt het een en ander in omgekeerde volgorden anders uit dan Paulus in Rm. 4 doet maar beide zijn niet in tegenspraak met elkaar. Jakobus kijkt nl. terug op het leven van de Vader aller gelovigen terwijl Paulus vanaf het begin van zijn leven redeneert.
Abraham is gerechtvaardigd door geloofd, hij ziet zichzelf, zowel als Sara ouder worden en blijft desondanks aan Gods belofte vasthouden. Niet door de wet (gegeven op de Sinaï )heeft Abraham Gods belofte verkregen, dat hij een erfgenaam van de wereld zou zijn. De wet staat haaks op geloof want alle hebben gezondigd en de wet overtreden; zie ook Rm. 5, 12 f. Wet en belofte botsen want geloof en werken botsen; werken sluiten geloof uit.
Geloof bevestigt de wet in de zin dat het nieuwe verbond het oude schaduwverbond vervuld; zie Mt. 5, 17.18.
Abrahams geloof bestaat dus uit volhardend uitzien naar de vervulling van Gods belofte; zie Hb. 11,8-12, ook Sara wordt in dit gelovige uitzien betrokken. Het gaat ten volle om de stad met fundamenten, het Nieuw Jeruzalem; zie Opb.21, 9 f.f.
Dit Jeruzalem is de bruid in Opb. 19,6 f.f.  Wij lezen als slot van deze studie
Opb. 19, 8  “En het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen. Sla nu eens op 1 Tim. 3, 16 “…God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de Geest…”
Jezus is gerechtvaardigd, door de Geest, maar Hij heeft toch geen vergeving nodig! Nee maar wel eerherstel en verhoging (Hd. 2,33), zodat Hij de Geest uit kan storten. Het bruiloftskleed is eerherstel voor Gods kinderen samen met Abraham en alle gelovigen als zij rechts voor de grote witte troon staan en mogen zien dat alle bokken (de zondaars en degene die tegen Jezus en henzelf hebben aangetrapt) veroordeeld worden.

Dit is de geweldige inhoud van het staan in de genade zoals wij in Rm. 5, 1-10 verder gaan uitwerken.
Dit is echter het onderwerp voor de volgende studie.

Joure begin Oktober drs. A. ten Napel