Romeinen 8

0
200
Het is een tijdje geleden dat we elkaar in deze rubriek hebben ontmoet.
Aan het begin van het nieuwe jaar wordt de studie van de Romeinenbrief weer vervolgd. Het ligt in de bedoeling hoofdstuk 8 in twee/ drie keer te behandelen, Rm. 9-11 krijgt eerst een overzicht – studie en daarna volgt de uitleg. Met Gods hup willen we proberen dit jaar de Romeinenbrief af te sluiten.

Rm.8, 1-4
Een klein stukje herhaling: Bladert u even terug naar de laatste twee verzen van Rm. 5 en wanneer u deze leest, u slaat Rm. 6. 7 over, in combinatie met Rm. 8, 1-4(5) dan sluiten deze verzen keurig op elkaar aan. Het gaat om een samenvatting en een herhaling van het voorgaande.
Nog iets technisch en dat zijn een paar woorden uit Rm. 8, 1. Hier volg ik de NBG vertaling. Het gaat om de toevoeging. “die niet naar het vlees wandelen maar naar de Geest” in de SV. Deze zin is waarschijnlijk een verschrijving van dezelfde zin uit Rm. 8, 4b.

Nu vers 1-4. Dus is er nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn.
Paulus herhaalt het voorgaande en wat wil hij zeggen? Hij zegt kort en goed als je met Christus bent gestorven en opgestaan in een nieuw leven, dan is er geen veroordeling meer.
Sla maar even op uit hetzelfde hoofdstuk: Rm. 8, 33. Wie zal de uitverkorenen van God beschuldigen, God is het die rechtvaardigt enz. In Rm. 8, 31-19 trekt Paulus de conclusie uit Rm. 3-8 ruim gezien en in ieder geval uit Rm. 5-8.
Stel u eens voor er is niemand in het hele universum die u als gelovige (ook de satan niet, Opb. 12, 7.8) kan beschuldigen. Hier zit het principe van de rechtspraak achter (zie Col 2, 12-15). Jezus heeft de straf op de zonde gedragen door voor ons een vloek te worden. God is rechtvaardig en straft deze zonde niet nog een keer; het is volbracht zegt Jezus. Er is geen veroordeling meer!

Paulus spreekt over twee wetmatigheden, de wet van het geloof en de wetmatigheid van de zonde en de dood. De tweede is uitgelegd in Rm. 5, 12 f.f.f.  Door één mens is de zonde de wereld binnengekomen, de dood komt erachteraan doordat alle zondigden.
De eerste wetmatigheid is uitgelegd in Rm. 5, 1 f.f. Wij dan gerechtvaardigd door het geloof hebben vrede met God enz. Vers 3 en 4 vertellen datgene dat Paulus ook al in Rm. 3,21-24 in andere woorden heeft gezegd.

De wet eist en wie deze doet zal erdoor leven (Rm. 10, 4-9), maar het voorgaande heeft duidelijk laten zien dat de wet niet kan behouden, nog rechtvaardig verklaren. De wet is heilig en goed heeft de apostel laten weten in het vorige hoofdstuk, maar de zonde verhindert de perfecte uitvoering van deze wet, zodat de wet niet rechtvaardig verklaart, maar juist de zonde aantoont (Rm. 5, 20).
Is er een oplossing? Die is er en Paulus reikt deze aan; God heeft Jezus (Zijn Zoon) als volmaakt mens op de wereld gezet en Jezus heeft allereerst aan God getoond dat de wet heilig en goed is en vervolgens zonder zonde op aarde geleefd. Jezus is de mensen gelijk geworden echter zonder zonde en dat maakt Hem geschikt om plaatsvervangend aan een vloekhout (het kruis Gl.3,13), de schuld van de mensen te dragen en te verzoenen.

Rm. 8, 5-9
De gezindheid tussen vlees en Geest (de bedenkingen van het vlees enz. ) zijn tegengesteld aan elkaar; zie Rm. 7,5.6.14; 8,6-9; 1 Cor.3,1-3; Gl. 3,2.3.16.17,18-26.
(Trouwens u kunt alle Bijbelverzen nalezen maar ook gewoon de studie achter elkaar doorlezen).

Eerst vers 5 nog even afronden en hiermee wordt ook de herhaling van het voorgaande afgerond; voor Rm. 7. De tegenstelling die Paulus schetst geldt als levensprincipe, ook een Christen zondigt en valt in zonde. Het gaat erom dat we als Christenen leven door de wetmatigheden van het geloof.
Leven vanuit de Nieuwe Geboorte. Leven vanuit het burgerschap in de hemel; zie Efeze 2,1; Filipp. 3, 20.21.

Vers 6-9 bouwt er op verder, maar toch is er iets meer van te zeggen, we pakken het ook in vers 12 en 13 weer op! In die verzen benadrukt de apostel dat we als mens nog wel als mens op aarde leven, maar niet meer verplicht zijn om als slaaf de wetmatigheid van de wet en de zonde te gehoorzamen.
Gods kind is bevrijd van de slavernij van de zonde en mag zich dus ook geen een slavenleven laten aanmeten door de wet van de schaduwen te volgen; Paulus ageert hier tegen in de Galatenbrief en de Hebreeënbrief is ook bijzonder duidelijk; deze laatste spreekt van de krachten van de toekomende eeuw en dan bedoelt de schrijver de zegeningen van het nieuwe verbond.

Terug naar Romeinen 8, vers 6-9 en met het voorgaande in gedachten is de rest van onze Bijbelstudie vrij eenvoudig (hoop ik)!
De niet wedergeboren mens is, omdat hij/zij gewoon niet in staat is om God te behagen, op weg naar de dood! Vreselijk want die dood voor hem/haar een straf op de zonde. Het is de mens gezet, zegt Hb. 9,27 een keer te sterven en dan volgt het oordeel.
Alleen de wedergeboren mens komt niet in dat oordeel (om). Kijk maar in Opb. 20, 11 f.f.f en Mt.25, 31 f.f.f. Er is een scheiding tussen schapen/geiten rechts en de bokken links.

Beste vrienden deze scheidslijn is het aanstekelijke van het kruis, de zwart wit houding van het evangelie. Er is maar één weg tot behoud en dat is geloven in Christus; Christus stierf toen wij nog vijand waren, maar er is verzoening door zijn bloed en behoud doordat Hij leeft.

Kijk nog even naar vers 9! Een geweldig vers, maar u bent niet in het vlees, maar in de Geest.
De apostel formuleert wel een voorwaarde en deze is: als de Geest van God woning in u heeft gemaakt. Dezelfde voorwaarde als Johannes formuleert in Jn. 3, 3-5.
Het gaat hier om de wedergeboorte door water en Geest. Het gaat om de inwoning van de heilige Geest. Petrus zegt het in Hd. 2 Bekeert u laat u dopen en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Paulus zegt het in Efeze 5, 18 Wordt vervuld met de Geest.

Beste vrienden ik wil even een zijsprong maken. Wat wordt er bedoeld met de inwoning van de Geest met het ontvangen van de gave van de Geest? Ik geloof dat de apostel hier wijst op de doop met de Geest, ( zie Hd. 1, 5-8; 2,4 f.; 8, 15.16; 10, 44; 19,6.). Ik bedoel vervulling en wijs speciale gaven zoals tongentaal als speciaal teken af.

Ik wil u erop wijzen dat God iets geweldig geeft en vraag u met mij Gl. 3, 2.3 op te slaan.
Paulus wijst in deze verzen op de bekering van de Galaten. Hij wijst terug op een merkbare ervaring in het verleden welke de Galaten hebben ervaren en ook onder woorden kunnen brengen.

Deze ervaring broeders en zusters is de doop met de Geest.
Het gaat om een merkbare ervaring en een sterke geloofszekerheid: Ja ik ben een kind van God en ik weet het zeker: Ik ben uit genade door geloof verzegeld met de heilige Geest der belofte.

Daarom mag ik nu al een hemels leven leven! Paulus zal in Rm. 8. 36.37 zeggen: we worden beschouwd als slachtschapen, maar in dit alles zijn we meer dan overwinnaars door Hem die ons heeft liefgehad.

Rom. 8, 11-17
Deze verzen lopen we even door en pakken het de volgende keer weer op, omdat deze verzen eveneens van invloed zijn op de uitleg van het vervolg.
Paulus spreekt over het levend maken van het sterfelijk lichaam. Jezus is opgestaan uit de doden, maar de apostel bedoelt meer. Er is uiteraard een opstanding der doden, maar we leven nu al een opstandingsleven door het geloof.
We leven onder een nieuw verbond, niet het verbond van de schaduwen, integendeel wij leven in het nieuwe verbond onder het bloed van Christus. In de Hebreeënbrief wordt dit verbond aangemerkt als het verbond in de toekomende eeuw. U mag u door Christus laten leiden want u bent geen slaaf meer van de zonde. U bent kind want u wordt door de Geest geleid.
U wordt echter wel opgeroepen om steeds nee te zeggen tegen de zonde. Dus door het geloof de werkingen (praktijken gewoonten) van het oude leven de wacht aanzeggen (doden).

U bent aangenomen beste broeder/zuster en lezer als kind van de Vader, door de Geest roept u Abba Vader en een kind is ook een erfgenaam, een erfgenaam van God en Christus.

Deze verzen komen de volgende keer meer uitgebreid aan de orde samen met Rm. 8, 18 f.f.f.

Gods zegening
drs. A. ten Napel Jan. 2017