Esther van Schie ‘Geloven op het scherpst van de snede’

0
332
Sinds september 2017 werkt Esther van Schie, uitgezonden door de Protestantse gemeente in Nesselande, als predikant met bijzondere opdracht voor het werk onder migranten.

Door Henk van der Wijngaard

Afgelopen zomer was ik met een groep Nederlandse jongeren in Thessaloniki en we hielpen de plaatselijke dominee met het werk in de vluchtelingenkampen. “Als God ergens aanwezig is, dan is het hier, dacht ik. We zaten in het donker, het was inmiddels ver na twaalven, in een witte UNHCR tent. Via de gebroken muur waren we binnen gelaten in het kamp door, zoals hij zichzelf noemde, een ‘believer’. Eerst waren we in zijn container geweest. De twee gezinnen die daar samenleefden hadden vanuit de islam ervoor gekozen om christen te worden.

De verhalen waren heartbreaking en gelijktijdig verhalen van bijzonder ingrijpen van God. ‘Zullen we zingen?’ vroegen we, hoewel aarzelend: ‘Kan dat wel, want jullie buren zullen dat hier horen?’ ‘Ja heel graag’, zeiden ze. We zongen samen een loflied in het Farsi daar in de container. Tijdens het zingen bonkten mensen hard op de container. Agressieve slagen. Ik keek naar onze gastheer. We zongen door. ‘Twee weken geleden vond ik een mes in de deur. Ze willen me doden’ vertelt hij. Hij haalt een doos verstopt onder zijn bed vandaan. Bijbels. ‘Ik gaf ze weg. Maar ze zeiden dat ze mijn dochter zouden doden als ik niet op zou houden. ’Ik kijk naar zijn dochtertje, vier jaar, spelend met wat blokjes. We baden samen, hielden elkaars handen vast. Geloven op het scherpst van de snede.

Als ergens de aanwezigheid van God voelbaar is, dan is het hier, dacht ik. ‘Willen jullie meekomen?’, vroeg hij. ‘Dan zoeken we de paar andere christenen op, om ze samen te bemoedigen.’ En zo slopen we ’s nachts door het kamp. We kwamen op de plekken waar geen containers waren. Bezochten de mannen in hun snikhete tent, die ze overigens bewonderenswaardig netjes hielden. Letterlijk niks hadden ze, behalve hun eigen lijf en de kleren die ze aanhadden. We luisterden naar de verhalen. Verhalen van dromen, van visioenen. Verhalen van wonderlijk ingrijpen van God. Maar ook verhalen over de man die onze gids was en die als een zeer trouw getuige van Jezus de mensen bezocht, tijd voor ze had en het evangelie deelde.

En nu zaten we in de laatste tent. Vader, moeder en een klein meisje. ‘Hoe lang zijn jullie christen?’, vroeg ik. ‘Twee maanden’, vertelden ze. Ze straalden helemaal als het erover ging. We vroegen hoe het voor hen was om in dit kamp te leven. Ze vertelden over de bedreigingen aan hun adres, dat er geweld was en gevaar. De gezichten werden ernstiger. Toen deden ze het licht uit. Ze vroegen ons naar boven te kijken naar het tentdak. In het donker zagen we daarop opeens een kruis verschijnen. Met olie hadden ze het getekend op het doek. Van buiten kon je het niet zien. Maar als het donker was en je keek omhoog dan zag je het oplichten. ‘Jezus beschermt ons’, zeiden ze. ‘We hebben niks om ons mee te verdedigen. Volledig kwetsbaar met ons kindje in deze situatie. Maar Hij is hier.’ En dat konden we alleen maar beamen.