In toenemende mate kan men al zijn zegje doen over christelijke leiders, wat vooral in gemeenten met sterk ontwikkeld leiderschap volgens Horjus heilzaam kan werken. Maar hij vindt dat ook ‘gewone’ leden elkaar moeten bevragen en aanspreken op hun navolging van Christus. Zij moeten daarover rekenschap en verantwoording aan elkaar afleggen, bepleit Horjus.
Hij constateert dat maatschappelijk gezien in het laatste decennium een cultuuromslag plaatsvond, waarbij wegkijken van wat anderen doen uit de gratie raakte. Banken spreken bijvoorbeeld integriteitscodes af. Kerken hoeven ook niet meer schuchter te zijn, zegt Horjus. “Er was zo langzamerhand een grote terughoudendheid ontstaan om het over zonde en ongerechtigheid te hebben. Daar kon je niet meer mee aankomen. Nu is in de samenleving een omslag gekomen en bij een dergelijk kenterend getij moet de kerk zich aangemoedigd voelen om uit haar schulp te kruipen en met kracht weer het onderscheid tussen goed en kwaad vanuit een normatief (dat wil zeggen: Bijbels) referentiekader aan de orde stellen.”
Monddood
Zij heeft zich in een hoek laten drukken en monddood laten maken, is meegegaan in een ontwikkeling die men het beste met gedogen kan omschrijven, meldt Horjus. Maar de samenleving snakt nu naar andere tijden en de kerk mag daarvan volgens hem profiteren door het Evangelie te verkondigen. En ook binnen de kerk moet met elkaar bevragen omtrent het daarnaar leven, vindt hij. “De gemeente is samengeroepen ui de wereld om een heilige natie te zijn, een koninklijk priesterschap, een uitverkoren geslacht, zeggen wij Petrus na.” Maar in toenemende mate heeft men problemen met elkaar terechtwijzen, volgens de auteur toch een gegeven in het Nieuwe Testament. “Kort gezegd komt het hierop neer: als er zonde in ons leven is, vormt die een blokkade in onze geloofsgroei. En omwille van deze geloofsgroei moeten wij elkaar op die zonde aanspreken. Accountability helpt daarbij geweldig. Laten we toch transparant naar elkaar zijn en elkaar bevragen.”