Door Johan Bos
Sommige aanvallen op de heerschappij van Christus zijn volgens hem theologisch van aard, zoals de afwijzing van Zijn positie door de leer van de ‘vrije genade’, er in uitmondend dat noch berouw over de zonde noch onderwerping aan Christus bij het reddende geloof horen.
Maar subtieler zijn de gevaren in de evangelische beweging, die zich nauwelijks nog voor de leer interesseert, zegt MacArthur. “Het evangelicalisme wordt voor het merendeel niet meer door theologische, maar door pragmatische belangen aangedreven. Gemeentegroei-goeroes maken zich niet druk om wat de Bijbel zegt, maar om wat de massa’s aantrekt. De welvaartspredikers maken de mens tot heer als zou Christus een soort geest uit de fles zijn, die verplicht is, tegen genoeg geld, gezondheid, rijkdom en geluk te garanderen. Ze kiezen deze weg omdat die met succes het niet-verloste vlees aanspreekt. Zelfs in enkele conservatieve kringen worden pragmatische, wereldse methodes met kracht verdedigd (inclusief platte humor en graf taalgebruik) en een haast onbegrensde aanpassing van de ergste vormen van wereldse muziek, zolang die maar tot zichtbare resultaten leiden. De verdrietige waarheid is dat niet de trouw aan Christus en Zijn Woord, maar populariteit tot de nieuwe maatstaf van het evangelicalisme is geworden en dat dit principe Christus de heerschappij over Zijn gemeente betwist.”
Bijbel vervangen
De Bijbel is als gevolg daarvan vervangen door wat meer ter zake dient of geestig lijkt te zijn, zegt MacArthur “Het ondernemerschap van de onafhankelijke gemeentebeweging heeft het voor duizenden quasi-Christussen populair gemaakt hun eigen media-imperium op te bouwen en zich pastor te noemen en hun organisatie een gemeente. Maar deze geloofskoningen zijn er niet in geïnteresseerd de ware gemeente te bouwen. Dat blijkt uit hun onverschilligheid tegenover de waarheid en hun drang naar wat uitwerking heeft op de massa, ten gunste waarvan zij het Woord van God en de plaats van Christus als Heer van de gemeente tot een minimum beperken. Ze verwateren het evangelie, verkorten hun toch al zoetsappige preken en passen hun dienst aan met de methodes die op de markt zijn georiënteerd.”
Het is een methode die het lichaam van Christus berooft van Diens gezindheid en onverschilligheid voor Zijn Woord en de werking van Zijn Geest smoort, zegt de auteur. De plaats van Christus als Heer raakt intussen niet alleen de gemeente, maar ook iedere gelovige persoonlijk, voegt hij er aan toe. Gelovigen zijn slaven van hun Heer geworden als het goed is, verwijst hij naar onder meer Romeinen 14:4 en talrijke andere teksten. “Telkens weer openbaren de brieven van Paulus, misschien zelfs meer dan bij een ander onderwerp, een diep ingrijpend begrip van de onderworpen relatie van een gelovige met Christus. Dat Jezus zijn Heer is en hij niet meer dan een slaaf.”