Pleidooi voor een ‘doopmentor’

0
171
De doop is méér dan een feestje en vereist zowel voorbereiding als nazorg. Dat zegt Teun van der Leer, rector van het Baptisten Seminarium, in het blad Baptisten (van de Unie van Baptistengemeenten). De doop verbindt volgens hem met Christus’ gemeente en is ook een eerste stap in de navolging van Hem, zegt hij. “Discipelen maken is, volgens Mattheüs 28:19, mensen dopen en hen leren onderhouden wat Jezus geboden heeft. En navolging gaat, om George Verwer te citeren, ‘voorbij de pijngrens’.” En hij citeert ook de 16e eeuwse doper Hans Denck, die zei: ‘Christus kan men slechts kennen voor zover men Hem navolgt.’

In een tijd van Bijbels analfabetisme, consumentisme en zelfverwerkelijking moeten doopkandidaten zo serieus worden genomen dat andere gelovigen hen helpen op de weg van navolging. “Bij een Bijbelse theologie van de doop behoren, naast woorden als bekering, geloof en blijdschap, ook woorden als zelfverloochening, kruisdragen en geestelijke strijd”, schrijft Van der Leer. Hij pleit voor een centrale plaats daarin van de zogenoemde ‘doopmentor’, die de dopeling zowel voor als na de doop begeleidt op de weg naar discipelschap. Het betekent volgens hem meedoen in de doopvoorbereiding en na de doop ongeveer een jaar met de dopeling optrekken. Samen leren bidden, Bijbellezen, een plek in de gemeente vinden en geloof vormgeven in het leven van alledag.

Als voorganger heeft hij aarzeling ontdekt als hij hen vroeg doopmentor te worden. Maar na een jaar kreeg hij steeds van mentoren te horen dat zij er zelf ook veel aan hadden gehad. “Zo snijdt het mes aan twee kanten: dopelingen worden geholpen hun geloofsweg te vinden en weten zich daarin gezien en gesteund, en mentoren worden uitgedaagd hun eigen geloofsleven weer volop serieus te nemen en dat te delen.”