Hij citeert iemand die zei dat vroeger de kerken vol zaten, maar men niet wist wie nou christen was, en tegenwoordig de kerken goeddeels leeg zijn, maar degenen die wel komen toegewijde christenen zijn.
De kerk streed lang tegen toenemende secularisatie, verdween steeds meer naar de achtergrond in de samenleving en met de handen in het haar zittende kerkleiders ondernamen pogingen het tij te keren. Het gangbare kerkelijke jargon begon woorden te bevatten als gemeenteopbouw, gavengericht werken, gemeentegroei en missionair zijn, constateert Bergstra. Maar al die bewegingen hadden volgens hem niet de gewenste uitwerking.
Volgens veel politici kenmerkt Europa zich door ‘joods-christelijke’ waarden uit het verleden, maar het is volgens Bergstra de vraag of de gewone man wel zo christelijk was. “Godsdienstwetenschappers twijfelen daar sterk aan”, zegt hij. “Het christendom was bij een groot deel van de Europese bevolking een dun vernislaagje. Het oorspronkelijke heidendom was vaak nog onderhuids aanwezig. Het is dan ook opvallend dat hedendaagse kerkverlaters veelal open staan voor allerlei spirituele of religieuze invloeden en zelfs oude heidense gebruiken. Ze wijzen de kerk af, maar omarmen religie in allerlei vormen.”
Bergstra is overigens wel enthousiast over de toekomst, want mensen die trouw blijven worden door God gebruikt om de kerk verder te bouwen. “Juist deze groep geeft de Bijbelse verhalen door aan de generatie van die de opa’s en oma’s de kerk achter zich lieten.”