Uit de bevindelijke gereformeerde wereld mag dan ‘och, mocht het eens komen staan te gebeuren’ bekend zijn geworden, maar in evangelische kring kan men er ook wat van, constateert Horjus. Daar heeft men het nogal eens over ‘wandelen in de bestemming die God voor je heeft’, ‘staan in de overwinning’ en de ‘hemel bestormen voor een geestelijke klimaatverandering in ons land’. En ook de melding dat men ‘onder de bedekking van de zalving’ is, komt mogelijk bij buitenstaanders vreemd over, denkt Horjus. Uit een oogpunt van evangelisatie is de ’tale evangelica’ volgens hem niet zo aan te bevelen.
Het gevaar bij een uitspraak ‘Ik denk dat God iets wil zeggen’ kan best voortkomen uit vrome fantasie, die door iemand met een manipulatieve geest verkeerd kan worden gebruikt, waarschuwen zowel hij als de schrijver van het boek.
Ook een toenemende ‘geest van kritiek’ als garantie dat ook de ‘zalving’ stijgt, waarmee een bekende charismatische leider wordt geciteerd, is niet van gevaar ontbloot. Het komt er op neer dat gewone gemeenteleden de zalving van de Heer niet in twijfel mogen trekken. “Dat druist in tegen de volmacht en autoriteit die de leiders van Godswege menen te hebben ontvangen”, verzucht Horjus. “Maar laten we ons niet vergissen: spreken over de geest van kritiek is een poging om terechte aanmerkingen te pareren en te neutraliseren. Met deze vrome dooddoener wordt elke kritiek bij voorbaat ontzenuwd en onschadelijk gemaakt. Leiders maken zich onkwetsbaar door dit soort uitingen te hanteren. Dat leidt weer tot ontspoord leiderschap.”