Internationale aandacht voor Belgische euthanasiewetgeving

0
191
De Belgische euthanasiewetgeving krijgt wereldwijd redelijk wat aandacht. Niet vreemd want na de aanpassing van 2014 is het de ruimste regelgeving ter wereld. Als enige land kent België geen minimumleeftijd voor het aanvragen van vroegtijdige levensbeëindiging. Alleen wanneer het gaat om ondraaglijk psychisch lijden moet de aanvrager meerderjarig zijn. Euthanasie om die reden ligt overigens dikwijls gevoelig, omdat het moeilijker meetbaar is dan lichamelijk lijden. En de kans op misbruik is hier groter.

Door Ciara Goossens / Don Zeeman
Evangelische Alliantie Vlaanderen

In Canada stond de Belgische wet model voor de recente wetswijzigingen in dat land. Op andere plaatsen staat men heel huiverig ten opzichte van de bestaande regels en praktijken. Het Amerikaanse tijdschrift ‘The New Yorker’ publiceerde een uitgebreid dossier over het Belgisch gebruik van euthanasie bij ondraaglijk psychisch lijden. Aan de hand van een aantal getuigenissen van nabestaanden wordt er daarin gewezen op een nijpend gebrek aan overleg en begeleiding. Journaliste Rachel Aviv trok naar België om er te spreken met artsen, ethici en nabestaanden. De Vlaamse krant ‘De Morgen’ pikte het bericht op en legde het ter commentaar voor aan specialisten als Wim Distelmans en Peter De Deyn. Die vinden het artikel over het algemeen geen correcte representatie. ‘De journalist heeft er een aantal zaken uitgepikt en uitvergroot’. Ook de Gentse emeritus hoogleraar filosofie Etienne Vermeersch – die ook vaak in het nieuws komt vanwege zijn antikerkelijke standpunten – kon zich niet vinden in het artikel, en zei dat het zeker bij 1 geval – waarbij de (volwassen) zoon klaagde over de euthanasie op zijn moeder, die na een jarenlange depressie niet verder wilde leven – overduidelijk ging over een multigenerationeel psychologisch zeer verstoorde familie. Met andere woorden: de relaties in het gezin waren zodanig verstoord dat de oorzaak van de problemen daar vandaan kwamen. Vermeersch verdedigt de huidige toepassing van de wet in ons land.

De nabestaanden die geciteerd worden in het artikel van The New Yorker zijn alvast blij dat ze eindelijk hun verhaal konden doen. Een van hen, dochter van een moeder die euthanasie aanvroeg, was vooral ontstemd over het feit dat niemand in de familie wist van de euthanasie aanvraag. Ze is niet principieel tegen deze vorm van levensbeëindiging, ook niet in geval van ondraaglijk psychisch lijden, ‘maar dan moet alles geprobeerd zijn. Bij mijn weten is mijn moeder nooit naar een psycholoog of psychiater geweest’. Dr. Distelmans stelt overigens dat familieleden alleen op de hoogte worden gebracht als de aanvrager daar toestemming voor geeft en hij benadrukt ook dat toelating vragen aan alle familieleden voor hem een stap te ver is: ‘Kiezen voor euthanasie is een elementair mensen- en patiëntenrecht’. Professor psychiatrie Dirk De Wachter van de KU-Leuven is wat genuanceerder in zijn reactie. Hij gelooft dat bijkomende criteria bij ondraaglijk psychisch lijden misschien nuttig kunnen zijn. ‘Het mag vooral niet te vanzelfsprekend worden. Het is een veel complexer gegeven dan terminaal lichamelijk lijden’, aldus De wachter in De Morgen.

Het aantal mensen in België euthanasie krijgen op grond van ondraaglijk psychisch lijden wordt in de statistieken niet bijgehouden, maar volgens de schattingen gaat het om zo’n 50 gevallen per jaar.

Belgische euthanasie haalt wel vaker de internationale pers, omdat men doorgaans de wetgeving vreemd en vergaand vindt. Vooral in landen met een sterke christelijke traditie is het beleid moeilijk te vatten. Men heeft het dan alleszins moeilijk met het ideologische aspect: ‘In België wordt euthanasie omarmd als een symbool van verlichting en vooruitgang, een teken dat het land zichzelf bevrijd heeft van zijn katholieke en patriarchale roots’, schrijft The New Yorker niet ten onrechte. Wie indertijd de debatten in het Parlement en de Senaat heeft gevolgd, kon zelf vaststellen dat de hele discussie sterk ideologisch geladen was, waarbij vooral de niet-christelijke partijen hun invloed lieten gelden. De wet had voor sommige strekkingen in de eerste plaats de bedoeling om iedereen zelf het recht te geven om te beslissen over zijn/haar levenseinde. Een term die heel regelmatig opdook was ‘zelfbeschikking’, waar christenen over het algemeen de beslissing over leven en dood aan God overlaten.

Dat een mensenleven in geval van ondraaglijk lichamelijk lijden bewust verkort wordt, is iets dat in de Belgische maatschappij nog een redelijk breed draagvlak heeft. Als patiënten terminaal ziek zijn – en dus geen uitzicht meer hebben om lang te blijven leven – wordt euthanasie regelmatig gevraagd en toegekend. Maar het psychisch lijden is en blijft moeilijk vast te stellen aangezien er doorgaans lichamelijk geen grote problemen zijn. Het hangt dan ook van de arts af of een euthanasie gewettigd is en of er aan het verzoek toegelaten wordt. Dat er in zulke gevallen veel discussie mogelijk is, blijkt regelmatig. Of The New Yorker nu de omstreden gevallen er uit gehaald heeft, of juist een onderliggende problematiek blootlegt, valt moeilijk vast te stellen. Maar los daarvan blijft het dispuut over de vraag of de mens het recht heeft om zijn eigen leven te beëindigen of dat het laatste woord bij God ligt. Dat is een materie waarover politiek en kerk diepgaand van mening verschillen. Maar waar de wet geen rekening houdt met wat er na de dood gebeurt, kunnen Christenen nog altijd een levend getuigenis geven.